Menu

Huisartsen moeten al te vaak een beroep doen op onderzoek uit de tweede lijn om de diagnose en behandeling van eenvoudige pathologieën te motiveren. Dit geldt ook voor cystitis. Doctorandus Thierry Christiaens onderzocht de lacunes voor het beleid van cystitis in de eerste lijn. De resultaten ervan kunnen we lezen in zijn proefschrift. Dit wordt hier becommentarieerd door Paul Van Royen, professor huisartsgeneeskunde aan het Centrum voor Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Antwerpen.

Rhinitis, rhinopharyngitis, sinusitis en bovenste luchtweginfecties zijn zeer moeilijk van mekaar te onderscheiden. Dit verklaart waarschijnlijk waarom huisartsen in deze gevallen vaak antibiotica voorschrijven terwijl het eigenlijk niet hoeft. Dit placebogecontroleerd onderzoek bestudeerde het effect van amoxicilline bij een huisartsenpraktijkpopulatie met acute bovenste luchtweginfecties en purulente rinorroe. De resultaten tonen aan dat amoxicilline geen belangrijke klinische voordelen biedt.

De vier universitaire centra voor huisartsengeneeskunde zijn de laatste jaren uitgegroeid tot volwaardige academische onderzoekscentra. Heel wat collegae verlenen er hun medewerking aan researchopdrachten. Willen zij het academisch waarmaken, dan moeten zij ook internationaal publiceren. Deze rubriek wil meer ruchtbaarheid geven aan het vaak uitstekende werk van onze collega-onderzoekers. Alle recente publicaties worden hier kort samengevat. Publicaties die klinisch relevant zijn voor de huisartsenpraktijk zullen op een later tijdstip als vertaling worden opgenomen in Huisarts Nu.

Deze richtlijn wil aanbevelingen brengen over diagnose en therapie van een cystitis bij de vrouw. Hieronder verstaan we de ongecompliceerde urineweginfectie. De andere urineweginfecties vallen buiten het bereik van deze richtlijn. Zowel diagnostisch als therapeutisch bestaan er grote verschillen bij deze groepen.

Om het resistentiepatroon van (on)gecompliceerde urineweginfecties te kennen, doet de huisarts meestal een beroep op een regionaal laboratorium. Kan de huisarts op deze gegevens vertrouwen om een antibioticabehandeling in te stellen? Uit dit onderzoek bleek dat het resistentieprobleem door het regionaal laboratorium nogal overschat wordt. Huisartsen riskeren hierdoor te snel naar producten met een te breed spectrum te grijpen.

Nooit zal de technologie een goede anamnese kunnen vervangen, zo blijkt uit onderstaande casus. De patiënte uit dit verhaal werd al geruime tijd voor hartkloppingen behandeld tot ze in de anamnese een ogenschijnlijk onbelangrijk detail vermeldt: ze volgt al enkele jaren een dieet met veel melk en heeft geregeld darmlast. Zou er tussen deze darmlast en haar hartkloppingen een verband bestaan? Goed luisteren is de boodschap van dit genomineerd artikel voor de GlaxoWellcome-wedstrijd 1996.

Voor urineweginfecties bij niet-zwangere vrouwen worden acht verschillende producten voorgeschreven en varieert de therapieduur van één dag tot twaalf da­gen. Dat is de conclusie van een beperkt onderzoek bij een geselec­teerde groep huisartsen. Als de aanpak van artsen zo sterk varieert, stelt zich een kwaliteitsprobleem. Goed gecontroleerd onderzoek is daarom nodig om een "evidence based" beleid uit te bouwen, zo­wel op diagnostisch als op therapeutisch vlak.

De resultaten van de West Of Scotland Coronary Prevention Study (WOSCOP) betekenden een door­braak in de primaire preventie van hart- en vaatziekten: een cholesterolbehandeling met een statine bleek tot minder infarcten te leiden. Collega T. Christiaens plaatste bij deze studie enkele kanttekeningen (" De WOSCOP, een andere ziekte uit Groot-Brittannië"? Huisarts Nu 1996; 25: 270-2). Waar ­ligt bijvoorbeeld de grens: moeten voortaan alle patiënten met een cholesterol boven 250 mg/dl met een statine worden be­handeld? Dit zou tot een enorme kostenexplosie leiden. Prof. dr. Muls van het Leuvense...

De West Of Scotland Coronary Prevention Study (WOSCOP) wordt sterk gepromoot bij het Belgische artsencorps als een enorme doorbraak in verband met hart- en vaatziekten'. Al wie als cardioloog, lipidoloog of epidemioloog naam heeft, wordt gevraagd een (positief) ad vies te geven. Wat is de precieze waarde van dit onderzoek? Wat is de taak van de huisarts en wat kan aan de patiënten worden verteld?

Naar aanleiding van de — intussen goedgekeurde — voorstellen over het substitutierecht in de programmawet, werd de laatste maanden een felle polemiek gevoerd. Opvallend in het debat was de mengeling van emotionele, commerciële en farmacologische argumenten. Onderstaand artikel tracht de verschillende elementen en argumenten systematisch te bespreken, ondermeer aan de hand van literatuurgegevens, in een poging de discussie achteraf serener te laten verlopen.