Menu

Een groot aantal mensen met huidulcera wordt thuis verzorgd, maar cijfermateriaal hiervan is niet voorhanden. Hoeveel procent van de personen met huidulcera doen een beroep op thuisverzorging? Wel­ke belasting betekent deze problematiek in het werk van huisartsen en thuisverpleegkundigen? Het Vlaams Huisartsen. Instituut (VHI) en het Wit­-Gele Kruis deden onafhankelijk van elkaar hiernaar een onderzoek.

Problemen rond een patiënte met Methicilline Resistente Staphylococcus Aureus (MRSA) in een bejaardentehuis deden heel wat vragen rijzen: hoe vaak komt MRSA voor in rust- en verzorgingstehuizen? Hoe moet de patiënt behandeld en de omgeving beschermd worden? Bestaan er richtlijnen voor? Een literatuurstudie ging op zoek naar ant­woorden.

Ongeveer 10% van de mensen die een huisarts contacteren, heeft een problematisch alcoholgebruik. De CAGE, een lijst bestaande uit vier vragen, maakt het mogelijk deze problematiek op te sporen. Via een telefonische enquête werd nagegaan of jonge Vlaamse huisartsen in beroepsopleiding deze test kennen. Het resultaat was ontnuchterend: niemand had er ooit van gehoord. Nochtans is de CAGE-test in de huisartsenpraktijk goed toe te passen: de lijst is kort en kan gemakkelijk in een vloeiende anamnese worden ingebouwd. Wordt het dan geen tijd dat de CAGE wat meer aandacht krijgt ?

Opvliegers en overmatig transpireren tijdens de overgang is voor veel vrouwen doorslaggevend om een hormoonbehandeling te starten. Weinigen houden de behandeling echter langere tijd vol. Wat doet hen stoppen? Bezorgdheid om kanker; bijwerkingen, gewichtstoename, .. ? Of spelen veeleer sociaal-demografische factoren hierin een rol? Staan vrou­wen in de overgang wel voldoende stil bij de preventieve aspecten op lan­gere termijn van een hormoonbehandeling? Om na te gaan welke facto­ren uiteindelijk bepalend zijn om een hormoontherapie te continueren, werd een vragenlijst aan een groep Vlaamse en...

Hoe wordt een CVA-patiënt thuis opgevangen? Hoe ervaart hij zijn gezondheid, zijn dagelijks functioneren, zijn levenskwaliteit? Een enquête onder Limburgse CVA-patiënten ging op zoek naar antwoorden. Twee conclusies: de professionele hulpverlening kan zeker op het emotionele vlak nog optimaler en er is nood aan een betere ondersteuning van decentrale verzorgers, die vaak een te zware draaglast op zich nemen.

Binnen de research aan het Leuvens Academisch Centrum voor Huisartsengeneeskunde moet ook de keuze van onderwerp worden bepaald. In verband met hypertensie wordt nagegaan wat de diagnostische waarde is van de testen in verschillende settings. Zo ook met de bloeddrukmetingen bij bejaarden: is er een verschil in meting tijdens het spreekuur en het huisbezoek en hoe verhouden deze metingen zich tot de 24-uur bloeddrukmonitoring en thuismetingen door de patiënt zelf? Een onderzoek met een huisartsenpopulatie van bijna vijfhonderd 60-plussers moet uitkomst bieden en het de huisarts in de toekomst...

Toen 25 jaar geleden in Leuven het eerste Vlaams Universitair Huisartsencentrum werd opgestart, was research zeker geen prioriteit. Alle aandachten alle middelen waren dringend nodig voor het uitwerken en progressief verbeteren van een huisartsenopleiding. Het is slechts nadat die opleiding een zekere rijpheid had verworven, dat energie kon worden vrijgemaakt voor wetenschappelijk onderzoek op enige schaal.

De “quick blood count” is een toestel waarmee de huisarts zelf laboratoriumtesten kan uitvoeren. Zo wordt het mogelijk pathologieën onmiddellijk uit te sluiten. Nochtans blijkt het aantal bloedparameters dat het toestel weergeeft dikwijls onvoldoende. Toch waren de meeste artsen die de “quick blood count” testten, over het algemeen tevreden en vonden ze het een nuttigen eenvoudig te gebruiken hulpmiddel. Effect van dit toestel op de totale aan vraag van labotesten en op de uitgaven in de klinische biologie werden eveneens bestudeerd.

In hoeverre engageren huisartsen zich voor hun bejaarde patiënten in instellingen? Op deze vraag zocht het Vlaams Huisartsen Instituut (VHI) een antwoord door ruim 300 huisartsen telefonisch te enquêteren. Het resultaat was verrassend: meer dan 90% gaat minstens één keer per maand op bezoek in deze instellingen. Bovendien blijkt het aantal patiënten per huisarts sterk op te lopen: soms lot meer dan dertig bejaarden per arts. Deze hoge aantallen tonen aan dat de huisarts hier reeds zijn vaste plaats heeft verworven.

Het groot aantal vals-negatieve en vals-positieve resultaten maakt dat cervixcytologie als methode soms in vraag wordt gesteld. Slechts zelden wordt onderzocht of dit soms het gevolg kan zijn van de kwaliteitskenmerken van het uitstrijkje zelf. Dit onderzoek toont aan dat een slechte fixatie het aantal (vals-)positieve uitstrijkjes zeer sterk doet stijgen. Anderzijds bevestigt de studie vroeger onderzoek dat de afwezigheid van endocervicale cellen de kans op vals-negatieve uitstrijkjes verhoogt.