Menu

Op een drukke maandagmiddag zie ik in mijn nieuwe plattelandspraktijk in Nieuw-Zeeland Steve, een 50-jarige melkboer uit de regio, die slechts zelden de praktijk bezoekt. Een jongere dame, die ik eerder al als patiënte zag, begeleidt hem. Bij navraag blijken de twee vrienden van elkaar te zijn. Als ik vraag waarvoor Steve vandaag op doktersbezoek komt, zegt hij zonder emotie: “Ik heb pijn op de borst en zij (wijst naar zijn vriendin) vond dat ik daar toch maar eens mee naar de dokter moest gaan.” Zijn vriendin knikt: “Ik wil gewoon zeker zijn dat hij geen hartinfarct heeft ofzo.”

Een vrolijke man uit Afrika wandelt mijn kabinet binnen. Eerder deze week vertelde hij aan de telefoon dat hij sinds zijn laatste bezoek aan Afrika koorts heeft. “I feel it is malaria, I had it before and it feels exactly the same.” En nu zit Serge voor me: een grote, stevige man die straalt van de levensvreugde. Hij benadrukt direct dat hij een test voor malaria wil: “I’m sure, doctor, it is malaria. So I need a test and treatment! I’m hot all the time and sweating all over my body.”

Hoewel ik sinds kort terug in België ben, moest ik onlangs terugdenken aan mijn eerste week in de plattelandspraktijk in Nieuw-Zeeland.

Op het einde van de middag komt de verpleegkundige mijn kabinet binnen: “Anne Marieke, ik heb net een patiënt gezien die een stuk van een plant heeft opgegeten en nu last heeft van zijn mond. Hij is niet kortademig, kan gewoon praten, zijn bloeddruk is normaal maar hij voelt zich een beetje zweterig. Als ik in zijn keel kijk, zie ik niets speciaal. Hij is zelf bang dat de plant giftig was.”

Een jong koppel komt op raad­pleging. De vriendelijk uitziende man en vrouw nemen plaats op de houten klapstoeltjes, die we wegens coronamaatregelen hebben geplaatst omdat ze makkelijk te ontsmetten zijn. Vervolgens opent de dame haar handtas, waaruit ze twee stukken verfrom­meld keukenpapier haalt.

Huisarts zijn in Nieuw-Zeeland is in veel aspecten vergelijkbaar met het werk in België. Zo zijn er hier ook patiënten die te laat op hun afspraak verschijnen. Ik ben zo iemand die nog geen duidelijk beleid heeft voor deze laatkomers.

Murray, een forse man van 35 jaar, komt opnieuw op consultatie (zie het vorige nummer van Huisarts Nu). Murray is niet enkel heel groot maar ook erg zwaarlijvig en is versierd met tatoeages en piercings.

Murray is een forse man van 35 jaar die niet enkel groot maar ook zwaarlijvig is en versierd is met tatoeages en piercings. Hij presenteert zich voor de vernieuwing van zijn WINZ-certificaat (een document waarbij ik als huisarts moet aangeven of ik vind dat de patiënt om medische redenen al dan niet arbeidsgeschikt is).

Op mijn tweede werkdag in Nieuw-Zeeland wandel ik ’s ochtends op mijn gemak naar de praktijk. Bij binnenkomst zie ik dat er in de inkomhal bij de receptie van alles op de grond staat. Het blijkt om schoenen te gaan: één paar kaplaarzen met verse modder eraan en één paar stevige wandelschoenen staan in het gangpad.

Het is laat in de ochtend wanneer ik Sarah binnenroep, een half uur later dan gepland omdat het nogal een chaotisch spreekuur is geweest met veel papierwerk, ingewikkelde casussen en een handvol patiënten met psychosociale problemen.