Menu

Een verrassend cijfer in dit proefschrift is dat 85% van de patiënten met een vermoeden van een ernstige hartziekte verwezen werd, onafhankelijk van de mate van zekerheid die de huisarts had over de diagnose. Dit wil ook zeggen dat 15% niet werd verwezen. Heel terecht stelt de auteur dan ook vragen over de drempels die huisartsen hanteren bij verwijzing.

Volgens deze studie, uitgevoerd met gegevens van het Belgische peilpraktijkennetwerk, wordt de verwijzingsgraad voor patiënten met pijn op de borst beïnvloed door de initiële diagnose en door de zekerheidsgraad van deze initiële diagnose. Is de huisarts onzeker over zijn diagnose, dan stijgt het aantal verwijzingen in alle ziektecategorieën van initiële diagnosen.

Bij patiënten met pijn op de borst moet de huisarts beslissen of hij verwijst eerder dan een specifieke diagnose te stellen van een acuut coronair syndroom. Deze studie suggereert dat huisartsen geloven dat zij niet uitsluitend de ‘klassieke’ tekens en symptomen gebruiken bij dit beslissingsproces. Ook achtergrondinformatie over de patiënt, de persoonlijke opinies van de huisarts en zijn ‘pluis/niet-pluis’-gevoel spelen een belangrijke rol.

Ernstige infecties bij kinderen (sepsis, meningitis, pneumonie, pyelonefritis, osteomyelitis en cellulitis) veroorzaken een belangrijke mortaliteit en morbiditeit. In deze prospectieve studie in de eerste lijn werd de diagnostische waarde van de klinische symptomen en tekens onderzocht en een multivariabel triage-instrument ontwikkeld.

Ernstige infecties bij kinderen kunnen in de beginfase moeilijk worden vastgesteld. Dit heeft niet alleen te maken met de lage incidentie, maar ook met het zeldzaam aanwezig zijn van ziektespecifieke karakteristieken. Artsen zijn in deze situaties aangewezen op de klachten en symptomen van deze kinderen. Uit de interviews van ouders, kinderartsen en betrokken huisartsen kwamen een aantal mogelijk belangrijke diagnostische kenmerken naar voor. Ouders kunnen nauwkeurig de gedragsveranderingen van hun kind, voor en tijdens diens ziek-zijn beschrijven.

We ontvingen een lezersreactie van Jef Boeckx, Hugo Van Puymbroeck, Rudi Bruyninckx, Jo Dewachter, Louis Ferrant, Luc Debaene en Jef Vanden Ende (werkgroep Besliskunde) op het artikel van Planckaert G; Het warme ei dat niemand voelt, verschenen in Huisarts Nu 2005; 10:584-7. Wij publiceren ze hier samen met een antwoord van de auteur van het artikel.

In dit vierde en laatste artikel van de reeks Klinische logica vestigen de auteurs de aandacht op cognitieve fouten die tijdens het diagnostisch denkproces kunnen voorkomen: bij het uittekenen van een diagnostisch landschap, bij het inschatten van voorkansen of het inschatten van drempels. De auteurs formuleren een aantal praktische tips om deze fouten te leren zien en voorzien. Daarnaast zetten ze de meest essentiële punten van hun strategie nog eens op een rijtje.

In dit derde artikel van de reeks Klinische logica nemen de auteurs de overgang van diagnosestelling naar verder beleid onder de loep. Hierbij beantwoorden ze twee belangrijke vragen: (1) wanneer is de waarschijnlijkheid van een vooropgestelde diagnose op een bepaald moment voldoende hoog om zinvolle hulp aan te bieden? en (2) kan een bijkomend (para)klinisch gegeven (zoals de uitslag van een test) de beslissing om hulpaanbod op te starten, nog wijzigen? Zij reiken ons tevens handvatten aan om de beslissing tot hulpaanbod accuraat en logisch te onderbouwen.

In dit tweede artikel van de reeks Klinische logica gaan de auteurs aan de slag met één werkhypothese uit het diagnostisch landschap van de voorbeeldcasus, namelijk ‘meningitis’ (zie vorig artikel). De vraag van waaruit zij vertrekken is: hoe verhouden de bevindingen ‘koorts’, ‘hoofdpijn’, ‘niet braken’ en ‘nekstijfheid’ zich tot de werkhypothese ‘meningitis’. Ze loodsen ons mee doorheen het proces van hypotheseaftasting om ten slotte de finale nakans op meningitis te berekenen.