Menu

Walen, Vlamingen, cardiologen en huisartsen, allemaal verenigd rond één en dezelfde tafel, begeleid door experts en huisartsen uit het veld tijdens twee toetsingsrondes, met als resultaat een richtlijn Chronisch hartfalen? ‘Yes, we can!’

Het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel is een substantieel onderdeel van het diagnostisch denken van (huis)artsen en is goed verklaarbaar op basis van duale theorieën over denken en beslissen. Neurowetenschappelijke onderzoeksresultaten bevestigen de rol van emoties in beslisprocessen. Het ‘pluis/nietpluis’-gevoel kan worden beschouwd als een derde diagnostisch spoor.

Huisartsen worden vaak geconfronteerd met vage en complexe problemen in onzekere situaties. Iedere arts herkent het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel maar bij gebrek aan wetenschappelijke verklaring wordt het door sommige artsen gewantrouwd. In dit eerste deel van een tweedelige reeks wordt een overzicht geboden van de relevante literatuur vanuit medisch, psychologisch en neurowetenschappelijk perspectief.

TRANSFoRm is een Europees gefinancierd onderzoeksproject met als voornaamste doel een platform te ontwikkelen om de elektronische uitwisseling van gezondheidsgegevens tussen huisartsen en wetenschappelijke onderzoekers te faciliteren.

Deze studie exploreert de ervaringen van studenten geneeskunde en hun opleiders met patiëntgerichtheid. Ondersteunende arts-studentrelaties, studentgericht onderwijs en begeleiding die tegemoet komen aan de noden van de arts als persoon, zijn centrale factoren in de ontwikkeling van deze patiëntgerichtheid.

Tijdens een influenza-epidemie is een snelle en accurate diagnose van influenza belangrijk. De voornaamste basis van de diagnose blijft nog steeds de interpretatie van symptomen en tekens door de huisarts. Het doel van dit onderzoek is om predictieregels te formuleren, gebruikmakend van symptomen, tekens en contextuele informatie om een zo correct mogelijke diagnose van influenza te stellen bij patiënten met een influenza-achtig ziektebeeld.

Een evidence-based klinische aanbeveling ‘Anticonceptie’ werd ontwikkeld en verdeeld onder alle Vlaamse huisartsen in België met als doel de kwaliteit van het eerste anticonceptieconsult te verbeteren. In dit onderzoek wilden we de doeltreffendheid van twee strategieën vergelijken die gebruikt worden bij de implementatie van de aanbeveling ‘Anticonceptie’.

Deze studie wil het concept beschrijven van het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel in de huisartsenpraktijk en de belangrijkste determinanten ervan identificeren. Het gaat om een kwalitatief onderzoek met 4 focusgroepen van 28 Nederlandstalige huisartsen.

De vorige aanbeveling over de aanpak van hypertensie door de huisarts dateert van oktober 2003. Volgens de vastgestelde procedure wordt elke aanbeveling binnen de vijf jaar na publicatie volledig herzien. De redenen voor deze herziening zijn velerlei. Zo bleken enkele topics in de aanbeveling uit 2003 niet meer voldoende onderbouwd te zijn met recente literatuurgegevens. Dit was het geval voor de hoofdstukken over follow-up, implementatie, bloeddrukmeting, secundaire hypertensie, behandeling met calciumantagonisten en angiotensine-2-antagonisten.

Hoewel iedereen vindt dat educatie een essentieel onderdeel is van de diabeteszorg, moet nog steeds uitgeklaard worden hoe effectief educatieve interventies zijn voor de therapietrouw, en hoe de relatie is tussen therapietrouw en de klinische uitkomsten. Ook moet de efficiëntie van de diverse educatieve interventies, zoals educatie in groep of op afstand en het gebruik van nieuwe informaticatechnologie grondiger worden onderzocht. Hierbij mag de economische evaluatie niet worden vergeten.