Menu

“Er gebeuren hier rare dingen. Ik moet mijn baas verwittigen, maar die neemt niet op. En gij neemt ook al niet op, ze zeggen dat uw nummer niet bestaat. En dan zeggen ze dat mijn vrouw hier opgenomen is, na een miskraam, maar dat kan niet, want ik ben homo. Dat weet ge toch?”

Richtlijnen bevelen preventie met aspirine aan voor mensen met een ischemisch event (cardiaal, cerebraal of perifeer) in de persoonlijke voorgeschiedenis, zo ook de Domus Medica-aanbeveling.

Geneviève belt me om te zeggen dat ik morgen niet mag komen. Ze spreekt een soort aristocratisch Vlaams, waarvan ieder woord uit het Frans moet vertaald worden. Ze spreekt daarom wat trager, met een Franse huig-r, en een beetje gemaakt.

Op 26 december 1998 zie ik Frans terug op het spreekuur (zie Huisarts Nu 2009 nr. 6 voor het eerste deel over Frans). Na het skiën krijgt hij pijn in het linker onderste lidmaat, met licht oedeem, en met uitslag op de beide kuiten. Hij mankt sindsdien een beetje en neigt zijn voet steeds om te slaan.

Weglopen. Of nog beter: verdwijnen. Hoe dan ook stoppen als huisarts, want het heeft toch geen zin. Nooit meer van je laten horen. Niemand nog in de ogen durven kijken. Geen patiënt, geen collega. Niemand.

Versprekingen en meningen van patiënten zijn vaak het hilarische gespreksonderwerp vóór een of andere vergadering van (huis)artsen. Lachen met patiënten, mag dat dan niet?

“Pat, ons moeder vraagt uitdrukkelijk naar u. Ze wil u absoluut zo snel mogelijk spreken.” Het is een donderdagavond laat in juni en ik ben in mijn tuin aan het werken. Gestoord worden tijdens het contact met de aarde… ik heb daar een redelijke hekel voor ontwikkeld. Patiënten voelen dat, denk ik. Ik kan dan redelijk kortaf zijn: het is niet leuk met slijkerige handen je gsm uit je broekzak te nemen.

Tijdens de avondraadpleging krijg ik een oproep van Fons. Of ik naar zijn vrouw wil komen kijken, want “die doet zo raar”. Zucht. Ik ken Ida als een borderlinepersoonlijkheid met duidelijke hysteriforme trekken. Ze woont samen met haar tweede man Fons en ‘ons’ Martje, haar ex-schoondochter. Ook zij heeft gebroken met haar zoon. Ze roken veel en kijken de hele dag televisie. Een hond en twee kanaries in de living en een groezelige, onverzorgde tuin. Het genre dat steevast de hond opjut en laat loslopen als de controlearts langskomt.

Twan rijdt met zijn vuilniswagen door de zonovergoten straten van de Antwerpse voorstad. Hij is goed geluimd. Het weer zit mee, want de lente heeft het definitief van de winter gewonnen. De frisse ochtend in het voorjaar, zonder wolken, zorgt dat de felgroene eerste blaadjes aan de bomen in een impressionistische luminositeit op een merkwaardige manier in hem worden opgenomen.

Frans werd algauw een goede klant, zowat 16 jaar geleden. Een goede klant, onnatuurlijk, toch? De arts moet alles doen om geen patiënten te zien, want hij moet zorgen dat ze genezen en gezond blijven. Een lege wachtzaal is dan een teken van kwaliteit: het resultaat is bereikt...