Naar aanleiding van de — intussen goedgekeurde — voorstellen over het substitutierecht in de programmawet, werd de laatste maanden een felle polemiek gevoerd. Opvallend in het debat was de mengeling van emotionele, commerciële en farmacologische argumenten. Onderstaand artikel tracht de verschillende elementen en argumenten systematisch te bespreken, ondermeer aan de hand van literatuurgegevens, in een poging de discussie achteraf serener te laten verlopen.