Menu

Verkoudheid is één van de meest voorkomende aandoeningen in de huisartsengeneeskunde. Nochtans is de hulp die de huisarts in dit verband kan verlenen, zeer beperkt. Volgens de man in de straat speelt stress ook een rol in het ontstaan van een gewone verkoudheid. In dit artikel wordt op basis van de literatuur nagegaan of dat inderdaad het geval is. Wordt dit aangetoond, dan beschikt de huisarts met het stressmodel overeen verklaring die strookt met het “gezonde verstand” en kan het voorschrijven van niet strikt noodzakelijke geneesmiddelen worden vermeden.

Momenteel is de gestandaardiseerde klinische bloeddrukmeting door de arts het uitgangspunt voor de diagnose en behandeling van verhoogde bloeddruk. Nochtans zijn deze bloeddrukmetingen niet altijd representatief voor de bloeddruk van de patiënt in het dagelijkse leven. Hierdoor kan een foutief beeld ontstaan met overbehandeling van hypertensie tot gevolg. Metingen door de patiënt zelf kunnen hier uitkomst bieden. Zeker voor het opsporen van het zogenaamde “witte-jas-effect" en het opvolgen van de therapie heeft deze methode reeds haar nut bewezen.

Een standaard of richtlijn kan alleen maar beter en rijper worden als de handelswijze van huisartsen te velde bekend is. Daarom werd via het Huisartsen Peilpraktijken Netwerk nagegaan hoe vaak Belgische huisartsen met een varicocele worden geconfronteerd. Wal is de ernst van de varicocele, de aanleiding tot de diagnose en welk beleid voeren huisartsen?

Naar aanleiding van het opstellen van een varicocelestandaard werd een studie opgezet over varicocele bij jongens in de puberteitsperiode. De studie analyseert het beleid van de diensten van het Medisch Schooltoezicht (MST) in de laatste tien jaar. Hoe frequent komt een varicocele voor in de praktijk van de schoolarts? Hoe evalueert hij/zij dit probleem? Wat gebeurt er verder met deze vaststelling? Uit deze bevindingen worden een aantal leerpunten geformuleerd die kunnen helpen om in de toekomst een succesvol preventief varicocelebeleid te realiseren.

Hoe zijn zelfhulpgroepen georganiseerd en voor wie zijn ze bedoeld? Welke probleemgebieden pakken ze aan en hoe kunnen ze hulp bieden? Deze en andere vragen vormden het uitgangspunt van een onderzoek in Vlaanderen door het Trefpunt Zelfhulp. Door meer en juiste informatie aan te reiken hoopt deze vereniging een aantal vooroordelen weg te werken en tot een betere samenwerking tussen zelfhulpgroepen en artsen te komen. Beide hebben immers een functie in de hulpverlening. Dit wordt in een volgend artikel (zie blz. 127-130) met praktijkvoorbeelden aangetoond.

De meesten verwachten in hun leven veel meer positieve dan negatieve ervaringen te zullen meemaken. Dergelijk optimisme geldt ook voor ziekte en gezondheid. Als hierdoor de kans op ziekte systematisch wordt onderschat, is deze houding niet meer gewettigd. Dit onrealistisch optimisme zou personen kunnen verhinderen de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om ziekten te voorkomen of kunnen demotiveren om zich aan de voorgeschreven behandeling te houden.

Bij een hartstilstand is een snelle interventie van een Medische UrgentieGroep (MUG) vaak de enige kans op overleving voor de patiënt. Uit onderzoek blijkt dat de huisarts echter laattijdig of zelfs helemaal niet deze MUG inroept. Wat zijn hiervan de oorzaken en hoe kan de samenwerking tussen huisartsen, hulpcentra 100 en MUG’s beter verlopen? In een volgend artikel gaat P. Verdonck dieper in op de taken van de huisarts bij dringende medische hulpverlening. In hoeverre moet de huisarts zich op dit gebied engageren ?

Het toekennen van arbeidsongeschiktheid vraagt van de huisarts een juiste inschatting van het gezondheidsprobleem van de patiënt en diens werkomstandigheden. Waardoor laat de huisarts zich leiden bij het uitschrijven van zo'n ziekteattest? Gaat hij/zij vooral af op objectief klinische bevindingen, of wordt ook rekening gehouden met de subjectieve klacht van de patiënt? Welke factoren spelen nog een rol? En hoe beïnvloeden zij de duur van de arbeidsongeschiktheid? Een onderzoek bij 88 huisartsen in Vlaanderen en Wallonië ging na hoe huisartsen tot een beslissing komen en in hoeverre hun...

Vrouwen met urine-incontinentie gaan meestal te rade bij de huisarts. Tegen de verwachting in consulteren ze hiervoor niet vaker vrouwelijke huisartsen dan mannelijke. Nochtans kan die keuze hun behandeling beïnvloeden. Zo behandelen mannelijke huisartsen deze klacht vaker zelf en schrijven ze meer spasmolytica voor, terwijl vrouwelijke huisartsen vaker naar een specialist en fysiotherapeut verwijzen. Mannelijke huisartsen blijken ook niet zo hoog op te lopen met de blaastraining van hun patiënten. Vooral het gebruik van het vaginale toucher als instructiemethode scoort bij hen laag.

In het oktobernummer van Huisarts Nu stond een eerste bijdrage over onderzoek naar de huisartsenbehoefte in België, uitgevoerd door een interdisciplinarie werkgroep van het Academisch Centrum voor Huisartsengeneeskunde in Leuven. Toen werd gerapporteerd over een schatting van de behoefte aan Belgische huisartsen in "full- time equivalenten (fte)". In deze bijdrage wordt het effect van verschillende in- en -uitstroomscenario's op het huisartsenaanbod onderzocht. Hoe zullen bijvoorbeeld veroudering, verplichte pensionering, beperking van het aantal geneeskundestudenten en/of vermindering van de...