Menu

In het kader van de overheveling van een aantal nationale bevoegdheden naar de Vlaamse Overheid werd bij decreet van 27 juni 1991 het “Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap” opgericht. Dit fonds heeft als doel een aantal specifieke voorzieningen voor gehandicapten te bundelen, om zo het gebruik ervan voor alle betrokkenen te vereenvoudigen.

De AIDS-epidemie en de nieuwe technische mogelijkheden stellen de vraag naar patiëntenrechten scherper dan ooit. De Vlaamse Vereniging voor Gezondheidsrecht organiseerde over dit thema een boeiend symposium. Een relaas, met enkele bedenkingen.

Onderstaande tekst geeft een overzicht van de voorwaarden en de mogelijkheden voor plaatsing van bejaarden in rusthuizen na ontslag uit een ziekenhuis. Tevens wordt de functie van de «Dienst Maatschappelijk Werk» voor het zoeken van een oplossing in deze situatie uit de doeken gedaan.

Ons rechtssysteem steunt van oudsher op een evenwicht tussen de rechten en belangen van het individu enerzijds en deze van de samenleving anderzijds. Ziekten als AIDS dreigen de balans van het individueel versus het algemeen belang grondig te verstoren. Hoewel sommige vragen in verband met AIDS vanuit de vigerende rechtsnormen kunnen worden beantwoord, zullen ook nieuwe normen moeten worden ontwikkeld. De cruciale vraag is op welke wijze individuele rechten optimaal kunnen worden beschermd zonder aan het belang van de medemens afbreuk te doen. Het zoeken naar een sereen antwoord op deze vraag...

Een patiënt is ziek en wenst een herstelverlof ... Hij/zij wordt in een buitenlands ziekenhuis opgenomen ... Hij/zij moet dringend gerepatrieerd worden .. Hij/zij wenst een reis te annuleren wegens ziekte van zijn/haar kind ... Al deze situaties stellen je als huisarts voor administratieve problemen. Kennis over hoe je moet handelen en wat de heersende regelingen terzake zijn, is onontbeerlijk.

In zijn centrale positie in de eerstelijnsopvang heeft de huisarts vaak te maken met slachtoffers van geweldpleging. Vooral vrouwen zoeken ons op met vragen om hulpverlening of verwijzing. Soms zijn huisartsen zelf trouwens de geviseerde persoon. Je kan als huisarts dus best maar weten waar een slachtoffer terechtkan en wat de wettelijke implicaties zijn van de stappen die je desgevallend onderneemt.

Tijdens een recent N.W.K.-spreekuur komt er een onthaalmoeder van de Dienst voor opvanggezinnen van Kind en Gezin (het vroegere N.W.K.) bij me. Ze vraagt om een tuberculine(mtradermo)test voor haar kinderen. Ze had zich vooraf al tot haar huisarts gewend, maar die bleek de nieuwe richtlijnen van Kind en Gezin niet te kennen en/of niet te weten hoe hij de tuberculineproef moet uitvoeren. Hij stuurde de moeder terug naar het N.W.K. In deze Papierwinkel wensen we de huisartsen over deze nieuwe richtlijnen en de preventieve rol ervan te informeren. Tevens belichten we in het kort de praktische...

In onderling overleg met de Vlaamse Vereniging voor Logopedisten gaan we dieper in op de administratieve problemen die er kunnen rijzen bij de samenwerking tussen de huisarts en de logopedist. We vertrekken vanuit een voorbeeldgeval en reconstrueren zo de papieren lijdensweg die voor alle betrokkenen kan ontstaan.

In de parlementaire vragen en antwoorden lezen we dat op het einde van 1985 5.043 personen gecolloceerd waren. Bepalen of een persoon al dan met ten onrechte m collocatie wordt gehouden, behoort uitsluitend tot de medische en juridische verantwoordelijkheid. Het hoge aantal collocaties en de zware verantwoordelijkheid van de arts hierin zijn redenen genoeg om in deze Papierwinkel even bij het probleem van de collocatie stil te staan.

Zowel huisarts als schoolarts beogen C.V.O. en preventie. Hoe staan zij tegenover elkaar? Hoe doen ze elk op hun terrein aan preventieve geneeskunde? Via een tiental stellingen wordt de onderlinge verhouding besproken en het terrein van elk van beiden afgetast om zo uiteindelijk tot een betere samenwerking te komen.