Menu

Hoe dikwijls een ziekte in een populatie voorkomt, is een eenvoudige vraag met een zeer complex antwoord. Nochtans is het belangrijk voor verschillende disciplines in de gezondheidszorg om de frequentie van aandoeningen te kennen.

Praktijkhuis Baarle stapte in 2009 van het traditionele ‘per verrichting’ betalingssysteem over op het forfaitaire betalingssysteem. Deze wijziging bood de gelegenheid om het overstappen naar een forfaitair betalingssysteem te bestuderen. Vooraf werd nagegaan of de invoering van het forfaitaire systeem in Praktijkhuis Baarle haalbaar was. Achteraf werd bestudeerd hoe de invoering verlopen was. Deze ervaring kan een inspiratiebron zijn voor de organisatievorm in andere huisartsenpraktijken.

Wie is de mantelzorger? Hoe kan hij/zij beter worden ondersteund? En welke rol spelen de huisartsen en lokale overheden in deze ondersteuning? Dit commentaarstuk situeert de mantelzorg in Vlaanderen en is een inleiding op de Kruibeke-studie bij mantelzorgers en verzorgden, die op blz. 262 wordt besproken.

Het doel van dit onderzoek is de vorm en de inhoud van het schriftelijk ethisch euthanasiebeleid van de Vlaamse woon- en zorgcentra te beschrijven en de wijze waarop dit beleid wordt beïnvloed door de religieuze affiliatie van de zorginstelling.

In de onderhandelingen voor een toekomstige Vlaamse regering stond ook een Vlaamse hospitalisatieverzekering op de agenda (en dit is ook opgenomen in de Vlaamse Regeringsverklaring). Allerlei actoren zoals ziekenfondsen en privéverzekeringsmaatschappijen hebben er zich al positief over uitgelaten. Maar is dit wel zinvol?

Bij een medische urgentie bieden familie, vrienden, collega’s of omstanders dikwijls spontaan hun hulp aan. Zij kunnen veiligheidsmaatregelen treffen en hulp bieden tot de professionele hulpverlening arriveert. Training in eerste hulp is essentieel om op dergelijke noodsituaties juist te reageren. Daarvoor moeten mensen getraind worden in de juiste hulpverlening; verkeerde training kan ineffectieve en zelfs schadelijke interventies tot gevolg hebben.

In de ontwikkeling van een aanbeveling is er een onmisbare en belangrijke fase: de toetsing door de eindgebruiker of huisarts voor validatie en publicatie. Deze toetsing, die ook internationaal gevraagd wordt, gebeurt in Vlaanderen goed voorbereid, zeker in vergelijking met andere landen. Meestal gaat het om interactieve Lok-toetsingen waarbij de aanwezige artsen nagaan of de aanbeveling ook haalbaar en toepasbaar is in de praktijk.

In dit deelonderzoek in Antwerpse huisartsenpraktijken werd nagegaan wie de noodpil gebruikt en waarom. Noodpilgebruiksters bleken een heterogene groep te zijn wat leeftijd, opleidingsniveau en etniciteit betreft. Wel was er een duidelijke associatie tussen noodpilgebruik en een chlamydia-infectie. Het lijkt erop dat vrouwen die in het verleden onveilig vrijgedrag vertoonden, dit blijven doen en daarmee een verhoogd risico op een soa lopen. Er is dus ook nood aan een goede counseling door de huisarts over contraceptie en preventie van soa.

Volgens de gegevens van het Limburgse Kanker Register (1996-2001) komt blaaskanker bij mannen in de regio Hasselt-Alken meer voor dan in de andere Limburgse regio’s. Een case-control studie om deze geografische cluster te verklaren onderzocht de invloed van individuele levensstijlfactoren. Beroepsblootstelling aan bepaalde stoffen, leeftijd, geslacht, roken en de interactie met fruit- en groenteconsumptie konden in verband konden worden gebracht met het risico op blaaskanker, maar een verklaring voor de geografische cluster werd niet gevonden.

Sinds 2003 worden in België steeds meer grootschalige huisartsenwachtposten tijdens de weekends georganiseerd. Elke wachtpost onderhandelt afzonderlijk met de overheid over de beschikbare financiële middelen. In een gezamenlijk document stelden de auteurs de belangrijkste randvoorwaarden op, zoals de kosten van de infrastructuur en het personeel. Uit deze kostenberekening blijkt onder meer dat de prijs per verrichting op een wachtpost veel lager is dan die op een spoedafdeling, dankzij de beperkte infrastructurele kosten.