Menu

Het wetenschappelijk onderzoek naar de waarde van diagnostische tests is de laatste jaren sterk in beweging geweest. Het artikel van Ann Van den Bruel et al. (zie blz. 76-83) is een goed voorbeeld van het resultaat van deze evolutie.

Hoe kan de huisarts een depressieve stoornis herkennen? Wanneer gaat het om een somatische aandoening? Wanneer is verwijzing noodzakelijk? En wanneer mag de huisarts op de eigen kracht van de patiënt en zijn sociale netwerk vertrouwen? Een aantal kern- en aanvullende symptomen kunnen helpen om een depressie van andere aandoeningen te onderscheiden en de patiënt ook beter te begeleiden.

Bij niet-zwangere en niet-menopauzale vrouwen is de dipstick een accurate methode om lage urineweginfecties vast te stellen. Bij een positief resultaat, dit wil zeggen wanneer leucocytesterose en nitriet of één van beiden positief zijn, is de diagnostische zekerheid zeer groot. Bij een negatief resultaat wordt een dipslide of kweek met kwantitatieve telling ("low count") aangeraden. De dipstick is minder geschikt om bacteriurie bij zwangere, asymptomatische vrouwen te voorspellen. Hier is urinekweek met kwantitatieve telling (“high count”) nog steeds het aangewezen meetinstrument. Heeft het...