Een gure maandagmorgen, tien voor acht... Ik kom de oprit van mijn praktijk opgereden. De kiezeltjes maken een kenmerkend geluid, dat in een plotse frequentieverhoging droog stilvalt na een wat bruusk remmanoeuvre. Een jonge man staat ongeduldig buiten te wachten. Ik zie door mijn beregende voorruit dat hij niet uitgeslapen is. Zijn gitzwarte stoppelbaard voorspelt het ergste. Hij blijft ter plaatse trappelen, een beetje voorovergebogen, met zijn handen diep in zijn zakken. Ik denk dat ik deze jonge vader niet snel genoeg kan voorthelpen.