Menu

Aan de hand van een anonieme vragenlijst werden in tien huisartsenpraktijken patiënten bevraagd over de mate waarin ze folders lezen en/of meenemen uit de wachtzaal. Maar liefst 93% gaf aan wel eens een folder te lezen. De meeste patiënten vonden de folders ook goed verstaanbaar en niet overladen met medisch jargon.

Deze studie exploreert de ervaringen van studenten geneeskunde en hun opleiders met patiëntgerichtheid. Ondersteunende arts-studentrelaties, studentgericht onderwijs en begeleiding die tegemoet komen aan de noden van de arts als persoon, zijn centrale factoren in de ontwikkeling van deze patiëntgerichtheid.

Huisartsen moeten bij een ziek kind altijd bedacht zijn op alarmsignalen voor ernstige infecties, maar zullen nooit al deze infecties tijdig signaleren. Klinische tests, in welke combinatie ook, zijn bovendien tamelijk slecht in staat om een ernstige infectie effectief uit te sluiten. Een goede vangnetstrategie is daarom noodzakelijk, met inschakeling van de ouders.

Via het netwerk van de huisartsenpeilpraktijken werden in totaal 1690 niet-plotse sterfgevallen geregistreerd. De peilartsen registreerden hierbij verschillende aspecten van de verstrekte zorg in de laatste drie levensmaanden van de patiënt en de beslissingen die aan het levenseinde waren genomen. Volgens dit onderzoek lijken beslissingen aan het levenseinde en palliatieve zorg niet in strijd met elkaar, maar elkaar eerder te versterken.

Volgens deze studie, uitgevoerd met gegevens van het Belgische peilpraktijkennetwerk, wordt de verwijzingsgraad voor patiënten met pijn op de borst beïnvloed door de initiële diagnose en door de zekerheidsgraad van deze initiële diagnose. Is de huisarts onzeker over zijn diagnose, dan stijgt het aantal verwijzingen in alle ziektecategorieën van initiële diagnosen.

Bij patiënten met pijn op de borst moet de huisarts beslissen of hij verwijst eerder dan een specifieke diagnose te stellen van een acuut coronair syndroom. Deze studie suggereert dat huisartsen geloven dat zij niet uitsluitend de ‘klassieke’ tekens en symptomen gebruiken bij dit beslissingsproces. Ook achtergrondinformatie over de patiënt, de persoonlijke opinies van de huisarts en zijn ‘pluis/niet-pluis’-gevoel spelen een belangrijke rol.

Is de intuïtieve inschatting van de huisarts voldoende om zijn kwetsbare ouderen te identificeren of is hiervoor een gevalideerd screeningsinstrument noodzakelijk? Dit werd onderzocht in de eigen praktijk, waarbij ook instrumenten en een sjabloon voor zorgoverleg werden ontwikkeld.

Interventies gebaseerd op de componenten van het Chronic Care Model leiden tot een betere kwaliteit van de diabeteszorg. Dit blijkt ook uit dit onderzoek, maar er was nog ruimte voor verbetering, vooral wat de screening naar complicaties betreft.

Leefloners stellen frequenter medische hulp uit wegens financiële redenen dan de globale Antwerpse populatie. Bovendien hebben zij minder vaak een vaste huisarts. Dit blijkt uit een bevraging op basis van de gegevens uit de Gezondheidsenquête van het OCMW Antwerpen en de Stad Antwerpen.

Het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel is een substantieel onderdeel van het diagnostisch denken van (huis)artsen en is goed verklaarbaar op basis van duale theorieën over denken en beslissen. Neurowetenschappelijke onderzoeksresultaten bevestigen de rol van emoties in beslisprocessen. Het ‘pluis/nietpluis’-gevoel kan worden beschouwd als een derde diagnostisch spoor.