Menu

Wat bevindt zich in de huisapotheek? Hoe wordt met medicatieresten omgegaan en hoe groot is de neiging tot zelfmedicatie? In dit onderzoek gingen laatstejaarsstudenten farmacie op huisbezoek bij een aantal apotheekbezoekers. Ze troffen relatief veel geneesmiddelen aan, vooral NSAID’s en analgetica. De meeste eigenaars waren goed op de hoogte wat de indicatie, dosering en gebruiksduur van de geneesmiddelen betrof; een groot aantal gebruikte echter ook voorschriftplichtige medicatie op eigen houtje.

Welke modellen en/of interventies voor gedragsverandering bij patiënten zijn het meest geschikt voor de huisartsenpraktijk? Het project ‘Consultvoeren en gedragsverandering’ van Domus Medica maakte uit de vele modellen een selectie en ging na welke interventies het gemakkelijkste te implementeren zijn. Hun oog viel op het transtheoretische model van Prochaska en Di Clemente in combinatie met het motivationele interview.

Steeds meer patiënten, vooral vrouwen boven de 45 jaar, maken gebruik van benzodiazepinen als slaapmiddel. Huisartsen geloven vaak te weinig dat deze patiënten hun chronisch gebruik zelf kunnen afbouwen. In deze studie, een praktijkproject in het kader van een thesis, kregen de patiënten die een benzodiazepine of ander middel als hypnoticum namen, een stopbrief toegestuurd. In combinatie met een gereduceerde dosisafbouw door de huisarts bleek deze minimale interventiestrategie wel effectief en stopte of verminderde bijna de helft van de patiënten hun gebruik.

Vanuit hun beroepsethos willen artsen niet voorbijgaan aan de noden van hun patiënt. Bij een vraag om euthanasie is echter ook de zorg voor de eigen emotionele en ethische integriteit belangrijk.

Hoe kunnen risicopatiënten beter bereikt worden om zich te laten vaccineren tegen griep? Dit was het uitgangspunt van een eenvoudige RCT in een Vlaamse groepspraktijk, waarbij twee strategieën met elkaar werden vergeleken. De voorgestelde aanpak van de Domus Medica-aanbeveling ‘Preventie van influenza’ – die pragmatischer is en in fasen verloopt – behaalde het beste resultaat. Maar hebben de huisartsen de bijkomende tijdsinvestering hier wel voor over?

Vergelijken tussen landen is een belangrijke stimulus voor kwaliteitsbevordering. Dit geldt ook voor het antibioticagebruik. De hier beschreven set van indicatoren om de kwaliteit van het antibioticagebruik in de ambulante praktijk te beoordelen, stelt individuele landen in staat om hun positie ten opzichte van andere landen na te gaan en om het voorschrijven van antimicrobiële middelen te verbeteren.

De prevalentie van chronisch obstructief longlijden (COPD) wordt vaak onderschat, waardoor de behandeling pas in een vergevorderd stadium kan starten. Nochtans is de spirometrie, ook in de eerste lijn, een handig instrument om in een vroeger stadium COPD-patiënten op te sporen. In deze studie, gebaseerd op de case-finding methode, werden op die manier 30% nieuwe COPD-gevallen ontdekt, vooral bij actieve rokers van jonger dan zestig jaar.

In welke richting zijn de Lok’s sinds hun oprichting geëvolueerd? Hoe organiseren ze zich? Wat wordt er besproken? In deze vervolgenquête onder Lok-verantwoordelijken valt vooral het toenemende professionalisme op: wetenschappelijke informatie, waaronder vooral standaarden en aanbevelingen, was het uitgangspunt van alle vergaderingen en meer Lok-verantwoordelijken volgden ook een opleiding. Toch blijft het systematisch werken aan kwaliteitsbevordering, waarvoor de Lok’s uiteindelijk werden opgericht, een minpunt op hun agenda.

Hoe ontstaat chronisch benzodiazepinegebruik en welke rol speelt hierin het eerste voorschrift? Dit werd onderzocht aan de hand van de opvattingen en attitudes van eerste gebruikers van benzodiazepinen. Om chronisch gebruik te voorkomen is het belangrijk dat huisartsen de voor- en nadelen van het opstarten van een benzodiazepinebehandeling duidelijk uitleggen en van bij het begin grenzen stellen.

Sinds 1 juli 2003 kunnen diabetespatiënten in ons land twee educatieprogramma’s door thuisverpleegkundigen volgen: het ene programma geeft meer inzicht in de ziekte zelf, terwijl het andere aanzet tot zelfmanagement. In deze studie wordt nagegaan hoe diabetespatiënten en -verpleegkundigen deze educatieprogramma’s ervaren. Gaan patiënten na de educatie op een andere manier met hun ziekte om? Verbetert de therapietrouw? Hoe verloopt de samenwerking in de eerste lijn? En zijn er belangrijke knelpunten?