Menu

Polyfarmacie komt vaak voor bij bejaarden en geeft een verhoogd risico op nevenwerkingen, interacties tussen geneesmiddelen en verminderde therapietrouw. Deze kwalitatieve studie brengt de percepties van 65 huisartsen over polyfarmacie in kaart en gaat na hoe ze hun rol zien in het optimaliseren van de medicatie voor hun bejaarde patiënten.

Aan de hand van een anonieme vragenlijst werden in tien huisartsenpraktijken patiënten bevraagd over de mate waarin ze folders lezen en/of meenemen uit de wachtzaal. Maar liefst 93% gaf aan wel eens een folder te lezen. De meeste patiënten vonden de folders ook goed verstaanbaar en niet overladen met medisch jargon.

Deze studie exploreert de ervaringen van studenten geneeskunde en hun opleiders met patiëntgerichtheid. Ondersteunende arts-studentrelaties, studentgericht onderwijs en begeleiding die tegemoet komen aan de noden van de arts als persoon, zijn centrale factoren in de ontwikkeling van deze patiëntgerichtheid.

Huisartsen moeten bij een ziek kind altijd bedacht zijn op alarmsignalen voor ernstige infecties, maar zullen nooit al deze infecties tijdig signaleren. Klinische tests, in welke combinatie ook, zijn bovendien tamelijk slecht in staat om een ernstige infectie effectief uit te sluiten. Een goede vangnetstrategie is daarom noodzakelijk, met inschakeling van de ouders.

Via het netwerk van de huisartsenpeilpraktijken werden in totaal 1690 niet-plotse sterfgevallen geregistreerd. De peilartsen registreerden hierbij verschillende aspecten van de verstrekte zorg in de laatste drie levensmaanden van de patiënt en de beslissingen die aan het levenseinde waren genomen. Volgens dit onderzoek lijken beslissingen aan het levenseinde en palliatieve zorg niet in strijd met elkaar, maar elkaar eerder te versterken.

Volgens deze studie, uitgevoerd met gegevens van het Belgische peilpraktijkennetwerk, wordt de verwijzingsgraad voor patiënten met pijn op de borst beïnvloed door de initiële diagnose en door de zekerheidsgraad van deze initiële diagnose. Is de huisarts onzeker over zijn diagnose, dan stijgt het aantal verwijzingen in alle ziektecategorieën van initiële diagnosen.

Bij patiënten met pijn op de borst moet de huisarts beslissen of hij verwijst eerder dan een specifieke diagnose te stellen van een acuut coronair syndroom. Deze studie suggereert dat huisartsen geloven dat zij niet uitsluitend de ‘klassieke’ tekens en symptomen gebruiken bij dit beslissingsproces. Ook achtergrondinformatie over de patiënt, de persoonlijke opinies van de huisarts en zijn ‘pluis/niet-pluis’-gevoel spelen een belangrijke rol.

Het Wijkgezondheidscentrum (WGC) of medisch huis van Tilleur ligt in het postindustriële bekken van Luik en heeft een multiculturele bevolking. Het zorgteam is al 35 jaar actief in deze gemeente en heeft een bestand van meer dan 3500 patiënten. Het team bestaat uit acht huisartsen, vijf kinesitherapeuten, vier verpleegkundigen, een tandarts, een psycholoog, een diëtiste, een maatschappelijk werkster, een specialist in psychomotorische revalidatie, een projectmanager gezondheidspromotie, een informaticus en vier administratieve en onthaalmedewerkers.

Leefloners stellen frequenter medische hulp uit wegens financiële redenen dan de globale Antwerpse populatie. Bovendien hebben zij minder vaak een vaste huisarts. Dit blijkt uit een bevraging op basis van de gegevens uit de Gezondheidsenquête van het OCMW Antwerpen en de Stad Antwerpen.

In de meeste Europese landen neemt de huisarts een meerderheid van de patiëntencontacten voor zijn rekening. Het percentage jonge afgestudeerde artsen dat voor huisartsgeneeskunde kiest, neemt de laatste tien jaar echter af. Tegelijkertijd overweegt een aanzienlijk deel van de afgestudeerde huisartsen het beroep te verlaten. Veel Europese landen worden geconfronteerd met een dalende en vergrijzende huisartsenpopulatie.