Menu

Het is algemeen bekend dat lichaamsbeweging het cardiovasculaire risico gunstig beïnvloedt en dit wordt nog eens onderstreept in de aanbeveling ‘Globaal Cardiovasculair Risicobeheer’ die binnenkort gepubliceerd zal worden. Maar misschien is bewegen voor nog meer goed?

Fluorochinolonen worden (te) vaak voorgeschreven in België (zie blz. 239). Maar hoe vaak keek u eerst de bloedsuikerspiegel na? Hoewel de meeste neveneffecten mild en zelflimiterend zijn (nausea, anorexie, braken, abdominale pijn, diarree, smaakstoornissen, duizeligheid, hoofdpijn en slaperigheid), is een dysglycemie of een gestoorde bloedsuikerspiegel – hypo- of hyperglycemie – een ander, mogelijk dodelijk, neveneffect.

H2-antihistaminica en protonpompinhibitoren worden steeds vaker en langduriger gebruikt. Al sinds de introductie van deze producten rijzen er vragen over de veiligheid van een langdurige onderdrukking van het maagzuur, waarbij men vooral beducht is voor een verhoging van het risico op adenocarcinoma van de maag en slokdarm.

Om bij mineure hoofdtraumata te beslissen, bestaan er twee gevalideerde hulpmiddelen, maar beide zijn enkel bruikbaar bij patiënten die bewusteloos waren. Nederlandse onderzoekers hebben nu een derde beslisregel ontwikkeld die ook geldt voor de meeste mensen die bij bewustzijn blijven na een hoofdtrauma.

Dat een TIA een voorbode kan maar niet hoeft te zijn van een CVA, is evident. Maar hoe kun je als huisarts inschatten welke TIA-patiënten op korte termijn meer risico lopen om een CVA te doen?

De voordelen van borstkankerscreening bij vrouwen boven de 50 jaar zijn vrij goed onderbouwd, maar of screening van jongere vrouwen zin heeft, blijft een groot vraagteken.

In België is het aandeel telithromycine op het totale antibioticagebruik en op het gebruik van macroliden (zie figuur) mee van het hoogste in Europa. In verband met het gebruik van telithromycine voor drie van de vier goedgekeurde indicaties heeft het European Medicines Agency (EMEA) onlangs echter beperkingen aanbevolen.

Spanningshoofdpijn (zie kader) is de meest frequente vorm van hoofdpijn. Hoewel hiermee minder vaak wordt geconsulteerd in de Vlaamse huisartsenpraktijk (www.intego.be), komt de aandoening toch voor bij 35% tot 40% van de volwassen populatie.

Als huisarts zijn we al een tijdje op zoek naar onze beroepsidentiteit: zijn we nu specialisten in de huisartsengeneeskunde, of zijn we algemeen geneeskundigen, of zijn we poortwachters?

Het is u wellicht al overkomen. Men tracht u te overtuigen met het argument van een relatief risico van 0,5 (50%) op bijvoorbeeld overlijden bij de vergelijking van geneesmiddel A met een placebo (of geneesmiddel B). Met andere woorden, mensen die geneesmiddel A nemen, hebben maar de helft zoveel kans om te overlijden als mensen die de placebo (of geneesmiddel B) nemen.