Menu

Van streekwacht zijn: altijd iets speciaals. Minder goed slapen, omdat je weet dat men je kan wakker bellen. Ook wat slechtgezind, omdat de anderen vrij hebben en jij niet. Maar ook spannend, want je weet niet wat er komen zal. Wie zal je zien? Zal je de taak aankunnen? Zit alles in je trousse? Zijn de medicamenten niet verlopen? Zal het te druk zijn of net niet druk genoeg?

Gerda komt voor de eerste keer op de praktijk langs. Ze is kunstschilder, woont samen met haar vriend in de buurt en heeft een gehuwde dochter. Gerda nadert de zestig en komt op consultatie wegens hielsporen. Daar heeft ze al lang last van, vooral aan de rechtervoet heeft ze veel pijn.

Deze familie kende ik al heel lang. Een neef was een goede vriend van mij en later bleek een tante van mij nog een tijd als meid gewerkt te hebben in het huishouden. Ze woonden in een, voor mij toen, imposant huis met een muziekkamer en een bibliotheek en veel burgerlijke stijfheid.

De ene patiënt is de andere niet. De ene zie je zitten, de andere minder. Van de ene verdraag je eigenlijk te veel zonder morren en de andere heeft het verkorven nog voor je hem of haar ziet.

Richtlijnen bevelen preventie met aspirine aan voor mensen met een ischemisch event (cardiaal, cerebraal of perifeer) in de persoonlijke voorgeschiedenis, zo ook de Domus Medica-aanbeveling.

Geneviève belt me om te zeggen dat ik morgen niet mag komen. Ze spreekt een soort aristocratisch Vlaams, waarvan ieder woord uit het Frans moet vertaald worden. Ze spreekt daarom wat trager, met een Franse huig-r, en een beetje gemaakt.

Op 26 december 1998 zie ik Frans terug op het spreekuur (zie Huisarts Nu 2009 nr. 6 voor het eerste deel over Frans). Na het skiën krijgt hij pijn in het linker onderste lidmaat, met licht oedeem, en met uitslag op de beide kuiten. Hij mankt sindsdien een beetje en neigt zijn voet steeds om te slaan.

Weglopen. Of nog beter: verdwijnen. Hoe dan ook stoppen als huisarts, want het heeft toch geen zin. Nooit meer van je laten horen. Niemand nog in de ogen durven kijken. Geen patiënt, geen collega. Niemand.

Versprekingen en meningen van patiënten zijn vaak het hilarische gespreksonderwerp vóór een of andere vergadering van (huis)artsen. Lachen met patiënten, mag dat dan niet?

“Pat, ons moeder vraagt uitdrukkelijk naar u. Ze wil u absoluut zo snel mogelijk spreken.” Het is een donderdagavond laat in juni en ik ben in mijn tuin aan het werken. Gestoord worden tijdens het contact met de aarde… ik heb daar een redelijke hekel voor ontwikkeld. Patiënten voelen dat, denk ik. Ik kan dan redelijk kortaf zijn: het is niet leuk met slijkerige handen je gsm uit je broekzak te nemen.