Menu

Onder leiding van het Vlaams Huisartsen Instituut werd in vijf Europese landen onderzoek verricht naar preventie in de huisartsenpraktijk. Dit gaf soms verrassende resultaten. Zo wordt er overal weinig geloof gehecht aan rookstopadvies, terwijl dit juist een bewezen effect heeft. In Vlaanderen bleek de preventiekaart weinig te worden gebruikt. De aanpassing hiervan alsook een beter dossier- en tijdsbeheer zijn volgens dit onderzoek dringend nodig, wil de huisarts zijn taak inzake preventie beter opnemen.

Dementie wordt door velen herleid tot “geheugenstoornissen”. Nochtans zijn er nog andere tekens die al in een veel vroeger stadium op het syndroom wijzen. Stoornissen in het dagelijks functioneren en gestoord emotioneel gedrag worden vaak vroeg door de familie opgemerkt, maar even vaak door de huisarts genegeerd. Onderstaand onderzoek brengt familieleden en professionele hulpverleners samen om de vroege tekens van het dementiesyndroom te achterhalen.

De Reflotron biedt de huisarts nieuwe mogelijkheden om zelf bloed te onderzoeken. Het toestel laat toe om onmiddellijk klinisch belangrijke parameters te bekomen. Om de bruikbaarheid ervan na te gaan, werd het in een twintigtal praktijken getest. Tegelijkertijd werd onderzocht of het gebruik van de Reflotron een invloed heeft op het aantal laboratoriumaanvragen.

In de mei-editie verscheen het eerste deel van het onderzoek naar de zorgenvraag van de allochtone bevolking bij de huisarts. Dit tweede deel geeft de resultaten van het onderzoek dat door de auteurs zelf werd opgezet. Dat Marokkanen en Turken de huisarts minder consulteren dan de autochtone bevolking, wordt opnieuw bevestigd. Ook de consultfrequentie, het voorafgaand ziektegedrag en de ziektes zelf zijn verschillend tussen de etnische bevolkingsgroepen. Hoe de overheid de gezondheidsdiensten toegankelijker kan maken en hoe de huisartsenopleiding kan worden aangepast, kom t eveneens aan bod.

Wie van ons komt niet dikwijls met snijwonden bij kinderen, hoofdtrauma’s bij jongeren of bejaarden die ten val zijn gekomen, in aanraking? De huisarts, zoals uit dit artikel blijkt, is vaak degene die de ernst inschat en beslist of de patiënt thuis kan verzorgd worden, dan wel een opname nodig is. Maar wat is het belang van ongevallen in huis op het nationale vlak?

In het kader van het 'Eurosentinel” project (zie kaderstuk) vond onlangs een internationale studie over de aanvraag van bloedtests in de huisartsenpraktijk plaats. Doel was na te gaan of er verschillen in testfrequentie bestaan tussen de landen onderling en welke factoren hierop een invloed uitoefenen: praktijkgrootte, praktijkduur, soort en lokalisatie van de praktijk, organisatie van de gezondheidszorg in het algemeen enzovoort.

Een schriftelijke enquête verricht aan al de Vlaamse universiteiten toonde dat vrij veel pas afgestudeerde huisartsen onvoldoende of zelfs geen enkele patiëntgerichte ervaring hebben met kankerpreventiemethodes. Zowel de voorlichtingsmethodes als het uitstrijkje of het rectaal toucher werden in de meeste gevallen te weinig geoefend. Uiteraard pleiten de auteurs dan ook voor een aanpassing van het opleidingsprogramma.

Welke rol vervult de huisarts in de prenatale begeleiding van Marokkaanse en Turkse migrantenvrouwen? In een studie, in samenwerking met Kind en Gezin, werd het prenataal consultatiegedrag van deze vrouwen onderzocht. Ook werd een vergelijking met de Belgische zwangeren gemaakt. Onderscheid in consultatiefrequentie evenals het blijvend belang van de huisarts in de prenatale begeleiding zijn de voornaamste resultaten.

De "kwaliteit van het leven" is een vrij nieuw begrip dat in de huisartsengeneeskunde meer en meer gehanteerd wordt als maat voor de 'benefit' of het 'totale voordeel' van een geneesmiddel. De begrippen tolerantie en efficaciteit van een behandeling dekken deze lading immers niet helemaal. Een meetinstrument voor deze “kwaliteit van het leven” is de Spitzer Quality of Life-lndex. Deze toont aan dat de “kwaliteit van het leven ” bij hypertensiepatiënten vrij goed ligt.

Het voorschrijven van geneesmiddelen krijgt in de International Classification of Primary Care (ICPC) de code “-50 ”. Hierin wordt vastgelegd wat de huisarts voorschrijft en wanneer. In dit onderzoek wordt nagegaan wat er precies in die -50-code zit: welke geneesmiddelen worden met welke frequentie voorgeschreven en hoe kan de samenhang tussen contactreden, diagnose en geneesmiddelenvoorschrift worden geanalyseerd? Wat is met andere woorden de kwaliteit van voorschrijf gedrag?