Menu

Tijdens mijn tweede week als nieuwe arts op de praktijk krijg ik een telefoontje van een vriendelijke dame. Het is nog erg rustig op de praktijk, dus ik heb alle tijd om haar te woord te staan, wat ook wel nodig blijkt te zijn. Ze vraagt of ze de dokter mag spreken. Als ik haar vertel dat ze daarmee spreekt – we nemen immers nog zelf de telefoon op – antwoordt ze dat ze dat heel bijzonder en prettig vindt.

Rond drie uur ’s middags, tijdens mijn weekendwacht, word ik opgebeld door een beleefde man die vraagt of ik kan langskomen omdat het heel slecht gaat met zijn moeder die recent terminaal is verklaard.

Een excentriek figuur wandelt mijn kabinet binnen. Ze schudt mij de hand maar kijkt me niet aan en focust op een punt achter me.

Woensdagmiddag, tijd voor het tweewekelijks bezoek aan het jongerenopvangcentrum. Hier verblijven jongeren tussen 12 en 18 jaar die om verschillende redenen, meestal tijdelijk, niet meer thuis kunnen wonen. Ruzie met de ouders, wegloopgedrag, misbruik en drugs- of alcoholverslavingen bij de ouders zijn veelvoorkomende redenen.

Een jonge dame met exotische achternaam staat bij mij op de agenda. Het is haar eerste consultatie in deze praktijk en dus is er nog niets bekend over haar voorgeschiedenis.

Het is razend druk op de praktijk als de secretaresse een telefoontje krijgt van meneer V. en dit telefoontje naar mij doorverbindt. “Anne Marieke, meneer V. wil graag een dokter spreken want hij heeft de onderste helft van zijn kunstgebit ingeslikt. Mag ik hem doorverbinden?” Verwonderd over wat er toch allemaal in deze praktijk gebeurt, neem ik de telefoon op. “Dokter, ik was juist mosselen met frieten aan het eten toen ik plots mijn kunstgebit heb ingeslikt! Ik vind het nergens terug, het moet wel in mijn maag zitten. Kan er snel iemand van jullie langskomen?”

Het is de eerste zonnige dag die echt aanvoelt als lente en ik fiets met een stralend humeur naar mijn eerste huisbezoek. Ik ben gebeld voor een huisbezoekje aan mevrouw S., een lieve maar zenuwachtige dame van 86 jaar. Vorige week was ze al eens bij mij, haar partner was toen juist overleden na een relatie van dertien jaar. Ze zei toen wel met enige klem: 'Het was eigenlijk meer een vriend hoor, seks enzo, daar deden wij niet aan.' Maar ze woonden dus wel samen in een huis vlakbij de praktijk.

De eerste keer dat ik Yakov zie, een jonge patiënt afkomstig uit Slowakije, komt hij heel zenuwachtig over. Bij het handen schudden worden zelfs mijn handen nat door zijn zweterige huid. Het is moeilijk zijn monoloog te volgen. Zijn Engels is formidabel, maar hij vertelt een onsamenhangend verhaal over allerlei lichamelijke klachten.

Als afwisseling tussen alle jonge mensen door ben ik altijd blij met bejaarde patiënten. Want wat hebben de tachtig- en negentigjarigen van nu veel meegemaakt: de oorlog, de hongerwinter, vroeg overleden broers en zussen, armoede, weduwe zijn vanaf vijftig jaar,… en wat kunnen ze daar prachtig over vertellen.

l decennialang worden antimicrobiële middelen gebruikt om infectieziekten te voorkomen en te behandelen. Het gebruik hiervan heeft zonder twijfel bijgedragen tot een verbetering in gezondheid, maar gaat ook gepaard met een stijgende prevalentie van micro-organismen die resistentie hebben verworven. Tussen het gebruik van deze antimicrobiële middelen en de prevalentie van micro-organismen die resistent zijn aan deze stoffen, is een causaal verband aangetoond.