Menu

Door de sterk evoluerende kennis en technologie in de medische wereld en de vergrijzing van de bevolking groeit de noodzaak tot vroegtijdige zorgplanning (VZP) bij ouderen. In België sterft 9% van de bevolking aan een plotse dood, terwijl 91% sterft aan een ziekte. In deze laatste groep sterft 25% aan kanker.

Ondanks de grote goesting om eraan te beginnen, kijk ik toch met een dubbel gevoel uit naar mijn eerste praktijkervaringen. Er zijn meerdere redenen waarom ik me nog onzeker voel, zowel op het vlak van mijn (nog) beperkte medische kunde als op persoonlijk vlak. Mijn grootste angst is dat ik een medische fout zou maken waarmee ik een patiënt schade zou berokkenen of, nog erger, zijn leven in gevaar zou brengen. Ik blijf met de vraag worstelen hoe ik in echte omstandigheden bij elke patiënt zeker zal kunnen zijn dat ik juist gehandeld heb.

Het was mij opgevallen dat de meeste professoren een klacht vooral beschouwen binnen hun eigen domein, terwijl er vaak meerdere orgaansystemen aan de basis liggen van een probleem. Aangezien de geneeskunde er juist naar streeft om al deze denksystemen te integreren, vond ik mijn huisartsenstage een goede kans om te proberen een klinische differentiaaldiagnose te vormen over de specialismen en orgaansystemen heen. Mijn doel was mijn kennis te integreren door zelf een actief denkproces te doorlopen.

In de module integratieonderwijs tijdens onze opleiding kwam een patiënte met een verhoogd risico op een erfelijke borstkanker spreken. Dat was ongelooflijk interessant en de persoonlijke geschiedenis en de aanpak ervan door de huisarts, chirurg en klinisch geneticus lieten de studenten niet onaangeroerd. De getuigenis van iemand die zelf met het probleem wordt geconfronteerd, laat meer indruk na dan een theoretische PowerPointpresentatie of het leren van een hoofdstuk uit een cursus.

Een op de vijf personen met een handicap leeft in armoede en een op de vier ervaart een financiële barrière tot de gezondheidszorg. Een hoge zelfredzaamheid en werkloosheid blijken hierin belangrijke factoren. In toekomstig onderzoek zou de focus niet enkel gericht moeten zijn op de oorzaken van de huidige precaire situatie van personen met een handicap, maar ook op preventieve oplossingen voor armoede en verminderde financiële toegang tot gezondheidszorg. Er is vooral behoefte aan onderzoek naar maatregelen die het uitstellen van medische hulp verminderen.

De vaccinatiegraad is de meest gebruikte indicator om vaccinatieprogramma’s te beoordelen. Wanneer administratieve gegevens over het aantal toegediende dosissen van de vaccins per doelgroep niet beschikbaar zijn, kan de vaccinatiegraad opgevolgd worden via periodiek (elke 3 tot 5 jaar) uitgevoerde surveys in de bevolking (i.e. vaccinatiegraadstudie), zoals in Vlaanderen gebeurt sinds 1999.

Voorkamerfibrillatie is na extrasystole de meest voorkomende hartritmestoornis. De prevalentie van voorkamerfibrillatie neemt toe met de leeftijd: meer dan drie kwart van de patiënten met voorkamerfibrillatie is ouder dan 65 jaar. Op dit moment lijden meer dan 8,8 miljoen volwassenen in de Europese Unie aan voorkamerfibrillatie. Dit aantal wordt verwacht te verdubbelen in de volgende 50 jaar door de veroudering van onze populatie.

Trombo-embolieën vormen een relatief frequent voorkomend gezondheidsprobleem. Veneuze trombo-embolieën, meer bepaald diepe veneuze trombose en longembolieën, kennen een incidentie van 1 op 1000 patiënten per jaar. Voorkamerfibrillatie is de meest voorkomende cardiale aritmie: de prevalentie ervan wordt geschat op 1-5% en neemt toe met de leeftijd.

In Europa is de markt van de generische middelen enorm gegroeid. De verkoop loopt sterk uiteen in de verschillende landen, maar varieert van 10% tot 90% van de totale markt. In België zijn de generische middelen goed voor ongeveer 15% van het totale farmaceutische marktaandeel in verkochte verpakkingen.

In de tweede helft van de 20e eeuw beschikten veel huisartsen in hun praktijk over een beperkte set van laboratoriumtesten die zij zelf uitvoerden (albuminurie door kookproef, glucosurie, hemoglobine,...). Een forse uitbreiding van de diagnostiek aan de hand van laboresultaten werd in eerste instantie in de huisartsenpraktijk mogelijk gemaakt door centralisatie van analyses in een aantal laboratoria.