Menu

Wat is de diepere existentiële betekenis van kanker in het leven van oncologische patiënten? En wat is mijn persoonlijke existentiële ervaring doorheen mijn contacten met kankerpatiënten? Op deze twee vragen heb ik antwoorden geformuleerd vanuit mijn ervaring als algemeen arts werkzaam op een dienst oncologie en als lid van een palliatief support team (= een klein multidisciplinair team dat kan worden ingeroepen ter ondersteuning van gehospitaliseerde palliatieve patiënten, hun familie en verzorgers).

Hoewel deze verkiezingen veel minder stof deden opwaaien dan de gemeenteraadsverkiezingen die 's anderendaags plaatsvonden, maken wij van de gelegenheid gebruik om haar even voor te stellen, onder de vorm van een interview dat de redactie met haar hield. Het gesprek stoelde onder andere op een confrontatie met de ideeën van Professor Jan De Maeseneer, zoals uiteengezet in zijn tekst "Haalt de huisartsengeneeskunde het jaar 2000?"

België behoort met Italië en Zwitserland tot de centraal Europese landen waar groepspraktijk of gestructureerde samenwerking binnen de huisartsenpraktijken een minderheid vormt (zie ook het artikel van D. Campens, elders in dit nummer). Toch is er de laatste jaren ook in Vlaanderen heel wat samenwerking op gang gekomen en dit in de vorm van lokale kringwerking, wachtdienstgroepen en eerder individueel gemaakte af spraaksystemen. Het praktijkmodel aan de basis hiervan blijft echter de solopraktijk. Het lijkt alsof de beroepsgroep op eigen kracht niet verder kan, wil of durft.

De medische wereld heeft lange tijd afzijdig gestaan tegenover de economische evaluatie van geneesmiddelen. Te veel werd gedacht in termen van medische effectiviteit aan de ene kant en financiële kosten aan de andere. Nochtans zijn beide aspecten te verenigen in een economische analyse. Aan de hand van die informatie is het dan aan de gemeenschap om al dan niet voor het geneesmiddel te kiezen. Hoe deze berekening van “kosten” en “baten” juist verloopt, wordt in dit eerste deel uitgelegd. In het tweede deel, dat later wordt gepubliceerd, bespreken de auteurs de problemen en de bruikbaarheid van...

Het medisch model loopt gevaar het biologische oorzaak-gevolg denken door te trekken naar de lichaamsbeleving, het psychische functioneren en de relatiewereld, ten koste van het verrijkende en betekenisscheppende moment in de arts-patiënt ontmoeting. In de hedendaagse huisartsengeneeskunde, en meer bepaald in het model van methodisch werken, is de verbale communicatie te zien als een verlengstuk van de onderzoekende, analytische, medische blik. Dit verrijkt het vaardigheden-arsenaal van de huisarts. Het causalistisch denken, eigen aan de biogeneeskunde, breidt zich uit van het organische naar...

Medische ethiek: modeverschijnsel, voer voor journalisten met tekort aan kopij, luis in de pels van de geneeskunde? Of broodnodig tegengif tegen een verontmenselijkte verzorgingsstaat? Dit artikel weegt voor en tegen van de ethische benadering in de klinische praktijk af.

Zowel in België als in Nederland worden huisartsen (en artsen in het algemeen) met veranderingen in de organisatie van de ziekte(kosten) verzekering en van de gezondheidszorg geconfronteerd. In dit artikel wordt de positie van de huisarts in beide landen op een aantal punten vergeleken. De teneur is dat het professionaliseringsproces van de Belgische huisarts pas laat op gang is gekomen en moeizaam verloopt. Alhoewel verschillende factoren hieraan ten grondslag liggen, wordt in dit artikel een centrale rol aan de organisatie van de ziekteverzekering toegekend. Reeds vóór de Tweede Wereldoorlog...

Meer vrouwen dan mannen studeren geneeskunde en toch dringen ze amper door tot de specialistische opleidingen. Ook in bestuurs- en beleidsfuncties zijn ze nauwelijks vertegenwoordigd. Verder blijven er nog heel wat verschillen bestaan in de uiteindelijke uitoefening van het artsenberoep. Vrouwen lijken andere keuzes te maken dan mannen. Waarom? Welke knelpunten ervaren vrouwen nog en bovenal: hoe kunnen ze worden opgelost?

Naar aanleiding van de — intussen goedgekeurde — voorstellen over het substitutierecht in de programmawet, werd de laatste maanden een felle polemiek gevoerd. Opvallend in het debat was de mengeling van emotionele, commerciële en farmacologische argumenten. Onderstaand artikel tracht de verschillende elementen en argumenten systematisch te bespreken, ondermeer aan de hand van literatuurgegevens, in een poging de discussie achteraf serener te laten verlopen.