Menu

De vroegtijdige en intensieve respons op de COVID-19-epidemie door de Nieuw-Zeelandse overheid heeft een grote ziektelast door het virus voorkomen. Dit in contrast met vergelijkbare westerse landen die laattijdiger op een nationale lockdown zijn overgegaan.

Ook na een milde COVID-19-infectie zijn er vaak langdurige symptomen die een negatieve impact kunnen hebben op het sociaal leven, werk en huishouden van de patiënten. De meest voorkomende persisterende symptomen na acht maanden zijn anosmie, vermoeidheid, ageusie en ­dyspneu.

In lage-inkomenslanden ligt de toegang tot zeer gevaarlijke pesticiden vaak aan de basis van een impulsieve beslissing tot zelfdoding. Het verbod op deze pesticiden zou tot een wereldwijde daling van het aantal suïcides met 20% kunnen leiden, zoals de Verenigde Naties vooropstellen. Een verbod hierop draagt ook bij aan de gezondheid van de landbouwers, het milieu en de economie.

In deze studie verkleinde de sterfte in beide groepen (diabetes en niet-diabetes) sterk, voornamelijk door een substantiële afname in cardiovasculaire mortaliteit. De globale mortaliteit van patiënten met diabetes blijft echter groter dan bij personen zonder diabetes. Deze resultaten tonen dat men zich bij patiënten met diabetes niet uitsluitend tot de vasculaire risicofactoren moet richten, maar ook op andere oorzaken van verhoogde sterfte, zoals kankers, leverziekte en dementie.

Het lijkt aangewezen om indien mogelijk heelkundige ingrepen uit te stellen bij COVID-patiënten tot 7 weken na de infectie tenzij de ernst van de medische situatie een dringende ingreep rechtvaardigt.

Ibuprofen en paracetamol hebben een gelijkaardig veilig­heidsprofiel. Ibuprofen vermindert sterker koorts en pijn binnen de eerste 24 uur van de behandeling. De klinische meerwaarde om bij kinderen jonger dan 2 jaar ibuprofen te verkiezen boven paracetamol blijft echter zwak.

Wie een hoog gezondheidsrisico loopt, kan de motivatie verliezen in primaire preventie en zich overlaten aan secundaire preventie en de ‘credence good’-overbehandeling. Patiënten met een hoge socio-economische status (SES) kunnen beter de waarde van secundaire preventie inschatten en beschermen zich zo tegen deze overbehandeling. Patiënten met een lage SES zijn daarentegen minder goed geïnformeerd en hebben een hoger risico op overbehandeling.

Deze longitudinale klinische trial toont dat een jaarlijkse screeningsmammografie vanaf 40-41 jaar de borstkankermortaliteit doet dalen tot de leeftijd van 50 jaar. Niet alle factoren zijn bij de eindevaluatie in rekening gebracht, zodat het niet aangewezen is om op basis van deze studie het screeningsinterval van het bevolkingsonderzoek te wijzigen.

Op het eerste zicht lijkt een fysiek zwaar beroep de levensverwachting te verkorten, maar bij correctie voor factoren zoals niveau van opleiding, medische voorgeschiedenis, rookstatus, BMI en sportactiviteiten, blijkt net het tegenovergestelde. Door gegevens uit de Gezondheids­enquête te koppelen aan het overlijdensregister zou ook in België de impact van een zwaar beroep op de levensverwachting kunnen worden nagegaan.

Continuïteit in de zorg voor een patiënt is een belangrijke karakteristiek van de huisartsgeneeskunde. Zo is er de informatiecontinuïteit of de directe toegang tot alle relevante informatie over de patiënt. Daarnaast is er de longitudinale continuïteit die verschillende ziekte-episodes overspant. En ten slotte omvat continuïteit ook de persoonlijke arts-patiëntrelatie. Wat draagt deze langdurige relatie met een vaste huisarts bij aan de gezondheid van patiënten?