Menu

Op basis van kosteneffectiviteitsstudies nemen beleidsmakers in de gezondheidszorg beslissingen over het invoeren van een nieuwe behandeling. Deze studies geven zowel informatie over de kosten als over de effecten van nieuwe behandelingen (of interventies). Wat de basisprincipes van deze kosteneffectiviteitsstudies zijn, wordt hier uitgelegd aan de hand van een praktisch voorbeeld.

Waarom een bepaald gedrag, in dit geval eetgedrag, helemaal ontspoort, is te verklaren door een complexe interactie van psychologische, sociale en biologische factoren. De aanpak van eetstoornissen zoals anorexia nervosa, boulimie of een niet-gespecificeerde eetstoornis vraagt dan ook om een multidisciplinaire aanpak. Na een theoretische introductie wordt hier aan de hand van een casus stap voor stap geïllustreerd hoe de huisarts een boulimiepatiënt het best kan opvolgen.

Aansluitend op het eerste deel ‘Zie eens hoe vlot ik opgroei’ over de normale ontwikkeling van het kind (zie Huisarts Nu 2008, nr. 8) wordt in dit artikel dieper ingegaan op enkele ontwikkelingsstoornissen. Taalstoornissen, geheugenstoornissen, leerstoornissen, aandachtstekort- en autismespectrumstoornissen komen het meeste voor, apart of in comorbiditeit. Hoe vroeger de diagnose gesteld wordt en hoe vroeger specifieke interventies gestart kunnen worden, hoe gunstiger de prognose. Alert blijven voor de vroege tekenen van een ontwikkelingsstoornis blijft dan ook de boodschap.

Hoewel een depressie bij kinderen niet vaak voorkomt, is het belangrijk deze diagnose tijdig te herkennen. Met een juiste aanpak is het immers mogelijk om een chronisch verloop van depressie op latere leeftijd te voorkomen. Een depressie bij kinderen herkennen is echter niet zo eenvoudig. De huisarts kan wel een belangrijke rol spelen in het vroegtijdig detecteren van gedragsproblemen bij het kind en het tijdig doorverwijzen voor een diagnose. Ook in de opvolging neemt de huisarts vaak een centrale rol in.

In de ontwikkeling van een aanbeveling is er een onmisbare en belangrijke fase: de toetsing door de eindgebruiker of huisarts voor validatie en publicatie. Deze toetsing, die ook internationaal gevraagd wordt, gebeurt in Vlaanderen goed voorbereid, zeker in vergelijking met andere landen. Meestal gaat het om interactieve Lok-toetsingen waarbij de aanwezige artsen nagaan of de aanbeveling ook haalbaar en toepasbaar is in de praktijk.

In de aanbeveling ‘Gebruik van medicatie bij urgenties’ (zie blz. 472) wordt voor het eerst met het GRADE-systeem gewerkt. Dit nieuwe systeem, gebaseerd op conclusies van de internationale GRADE-werkgroep, maakt het mogelijk om ook de sterkte (of zwakte) van een aanbeveling aan te duiden. In combinatie met de vroegere niveaus van bewijskracht, gebaseerd op onder meer het type studie en de kwaliteit ervan, krijgen artsen hiermee duidelijkere richtlijnen voor de praktijk.

Tijdens hun tweejarige opleiding aan het ICHO kunnen hibo’s (facultatief) kiezen voor een tijdelijke stage in het ziekenhuis van minstens zes maanden tot een jaar. Nu lijkt het ziekenhuis niet onmiddellijk de ideale setting om een huisartsengeneeskundige leeragenda in te vullen. En toch zou volgens de literatuur en ervaringen binnen het ICHO deze stage een meerwaarde bieden, tenminste als ze wordt bijgestuurd. De resultaten van een enquête uit 2002 bij 30 hibo’s en een interview uit 2005 bij ziekenhuis-praktijkopleiders tonen dat er zeker nog inspanningen kunnen worden geleverd om de...

In deze laatste bijdrage van dit themanummer schotelen we u enkele feiten en cijfers voor over het ICHO en de opleiding van Vlaamse hibo’s. We schetsen vooral overzichtscijfers: het aantal betrokkenen in het ICHO-netwerk, een historisch overzicht van het aantal hibo’s per jaar en een prognose voor de toekomst, gegevens over in- en uitstroom, over de vervrouwelijking van het beroep en enkele beschrijvende parameters over de praktijkopleiders en coördinatoren.

Op het einde van het negende jaar van het curriculum (of het derde jaar van de huisartsenopleiding) legt de student huisartsengeneeskunde een eindproef af. De resultaten hierop bepalen of hij het diploma van huisarts behaalt of niet. De eindproef is gebaseerd op het takenpakket van de huisarts en probeert op een zo betrouwbaar mogelijke manier de praktische competentie van de huisarts in spe te toetsen. In dit artikel beschrijven we waaruit deze eindproef bestaat en hoe ze wordt ontwikkeld.

Vooraleer praktijkopleider te worden is het goed een aantal zaken op een rijtje te zetten: ben ik bereid tijd te maken voor opleiding? Is mijn praktijk hier wel geschikt voor? Wat zijn mijn echte motieven om hibo’s op te leiden? Zal ik graag opleiden, met alles wat daarbij komt kijken? En ben ik bereid om als persoon en als huisarts af te leren en bij te leren? Zelfs al is de beslissing om praktijkopleider te worden weloverwogen, dan nog zijn er valkuilen die je niet meteen kunt voorzien. Nochtans betekent het praktijkopleiderschap, zoals we in dit getuigenis kunnen lezen, op verschillende...