Menu

Het groot aantal vals-negatieve en vals-positieve resultaten maakt dat cervixcytologie als methode soms in vraag wordt gesteld. Slechts zelden wordt onderzocht of dit soms het gevolg kan zijn van de kwaliteitskenmerken van het uitstrijkje zelf. Dit onderzoek toont aan dat een slechte fixatie het aantal (vals-)positieve uitstrijkjes zeer sterk doet stijgen. Anderzijds bevestigt de studie vroeger onderzoek dat de afwezigheid van endocervicale cellen de kans op vals-negatieve uitstrijkjes verhoogt.

Prostaatkanker is, met de toenemende vergrijzing van de mannelijke bevolking, een belangrijk gezondheidsprobleem geworden. Na longkanker is het de tweede doodsoorzaak door een kwaadaardige tumor bij de man (8,6% van alle overlijdens ten gevolge van kanker bij de man). Omdat het probleem steeds aan belang toeneemt, wordt naar een adequate aanpak gezocht. Zo krijgen alle mannen via de media de raad zich vanaf hun vijftigste verjaardag jaarlijks aan te bieden bij de (huis)arts voor een preventief prostaatonderzoek. Is deze systematische screening wel altijd zinvol?

"Naarmate ik ouder word en langer in het vak zit, ga ik me steeds vaker afvragen waarom die patiënt eigenlijk in mijn spreekkamer zit en wat hij of zij nou eigenlijk wil. En dan kom ik dikwijls op de deprimerende gedachte dat ik een werkstuk ben in de handen van de patiënt. Dat ik gebruikt of misschien zelfs misbruikt word. Het gebeurt steeds vaker en dat vind ik deprimerend. Deprimerend en demotiverend."

Het Haemophylus type b-vaccin (HIB-vaccin) is sinds enkele maanden verkrijgbaar, maar tot nu toe niet opgenomen in het reguliere en terugbetaalde vaccinatieschema. Ook het initiatief om kinderen al of niet te vaccineren wordt aan de ouders of de behandelende arts overgelaten. Dit alles heeft een zeer disparaat en weinig uniform vaccinatiebeleid tot gevolg. De huisartsen stellen zich terecht vragen over dit beleid terwijl de overheid zich op de vlakte houdt.

In de toekomst zullen meer en meer huisartsen met het dementiesyndroom worden geconfronteerd. Met de toenemende veroudering van de bevolking zal dementie immers een belangrijk maatschappelijk probleem worden. Hoe kijken huisartsen momenteel tegen dit syndroom aan, en welke is hun huidige attitude met betrekking tot dit specifieke probleem? Mogen we nog spreken van de befaamde struisvogelpolitiek hieromtrent? Tien artsen werden hierover binnen een beschrijvend onderzoek uitgebreid geïnterviewd. Bevindingen en resultaten volgen hieronder.

Vijfenzestig procent van de jonge artsen verkiest een samenwerkingsverband boven een soloprakrijk. Dit is één van de verrassende resultaten van een enquête die aan jonge artsen werd voorgelegd. Deze voorkeur voor meer samenwerking werpt vragen op voor de toekomst, onder meer naar de opleiding toe. De solopraktijk lijkt nu immers de keuze voor de richting huisartsengeneeskunde eerder tegen te werken dan te bevorderen.

Samen werken verloopt niet altijd van een leien dakje. Duidelijke afspraken en overlegmomenten zijn nodig om wrevel of ergernis te voorkomen. Anderzijds worden de positieve aspecten soms ook uitdrukkelijk bejubeld. Twintig huisartsen, werkzaam in een associatie, vertellen in dit artikel wat zij als voor- en nadelen van deze praktijkvorm beschouwen.

In een themanummer over huisartsenassociaties hoort een beschrijving thuis over de huidige frequentie en vormen van het fenomeen. Hoeveel huisartsen in Vlaanderen werken samen met een collega? Bestaat de samenwerking meestal tussen twee of tussen meerdere artsen ? Is er dikwijls sprake van een familieverband binnen de associatie? Werken vrouwelijke huisartsen in andere praktijkvormen dan hun mannelijke collega’s? Is er een verschil in geografische spreiding?

Ondanks de toenemende tendens naar meer groepspraktijken, is er nog niet veel over bekend. Éénduidige definities ontbreken en cijfergegevens zijn, vooral dan in België, weinig voorhanden. Dir artikel brengt literatuurgegevens uit verschillende landen samen, die als uitgangspunt én toetssteen voor de andere researchartikels kunnen dienen.

Wat weten huisartsen over het ziekenhuis waarnaar ze hun patiënten verwijzen? Zijn ze op de hoogte van de accommodatie en de specialismen die het ziekenhuis biedt? En hoe verloopt de samenwerking tussen huis- en ziekenhuisarts? Is er genoeg informatiedoorstroming? Verwijzen huisartsen steeds meer rechtstreeks naar het ziekenhuis of niet? Op deze vragen wilde een regionaal ziekenhuis graag het antwoord weten en liet daarom een onderzoek uitvoeren. Daaruit bleek onder meer dat huisartsen nood hebben aan meer informatie over de ziekenhuiswerking.