Menu

De confrontatie met de realiteit— registratie van een vijftigtal casussen van hartkloppingen uit de huisartsenpraktijk, gevolgd door de voorstelling van deze terreinbeschrijving in enkele lokale huisartsenkringen — heeft interessante inzichten bijgebracht. Deze zijn hieronder in een vijftal leerpunten verzameld. Achtereenvolgens worden het leggen van een infuus, kennis van de alarmsymptomen, het nemen van een ECG, het verwijzingsprotocol en de toediening van anti-aritmica besproken.

De behandeling van hartkloppingen is in de eerste plaats op de onderliggende etiologie gericht. Wanneer na klinische beoordeling met grote waarschijnlijkheid blijkt dat de palpitaties een functionele oorzaak hebben, mag een symptomatische behandeling van start gaan, zoals verderop uiteengezet. De volgende paragrafen gaan vooral in op de aanpak van bepaalde ritmestoornissen die soms aan de basis liggen van hartkloppingen en op de begeleiding van patiënten met hartkloppingen van psychogene oorsprong.

EIke patiënt die raadpleegt voor palpitatie-klachten zal baat vinden bij geruststelling en gezondheidsvoorlichting. Geruststelling werkt immers angstreducerend en heeft zelden ongunstige neveneffecten.

Huisartsen krijgen zeer geregeld patiënten over de vloer die komen klagen over “hartkloppingen” Deze klacht munt uit in onduidelijkheid en aspecificiteit. Het zal dan ook een hele klus worden de huisarts een duidelijke leidraad mee te geven om dit differentiaal diagnostisch kluwen te ontwarren. In de meeste tekstboeken van cardiologie wagen de auteurs zich hier zelfs niet aan. Aangezien al snel blijkt dat de patiënt in zijn geheel dient te worden beschouwd om de diagnose te kunnen ontwaren, lijkt de huisarts hiertoe de best geplaatste persoon.

Hieronder volgt een bespreking van de epidemiologie, de etiologie en de noodzaak van een dringende evaluatie bij een oproep voor dit specifieke probleem.

Een hartritmestoornis is te definiëren als elke afwijking van het normale hartritme.

Gemiddeld heeft een Britse huisarts 6 tot 7 keer per jaar met een nieuw geval van hartkloppingen af te rekenen. Heel vaak gaat deze klacht met uitgesproken ongerustheid en angstgevoelens gepaard. De wetenschappelijke literatuur leert dat slechts een minderheid van de gevallen op ernstige aandoeningen zoals majeure ritmestoornissen of onderliggend hartlijden berust. Voor de huisarts gaat het om een klacht die altijd de nodige waakzaamheid verdient, want het gaat er zowel om "niet-pluis"-toestanden snel te onderkennen, adequaat te behandelen of door te verwijzen, alsook patiënten met banale...