Menu

Was er tijdens de vorige twee jaar reeds sprake van een uitzonderlijk laag aantal griepachtige aandoeningen en luchtweginfecties, dit jaar was de recessie volledig. Een diepterekord werd opgetekend: het kleinste aantal tijdens de periode november-april sinds 25 jaar registratie.

De winterperiode 1977-78 is op gebied van griepale aandoeningen een kalme periode geweest, zoals het ook de vorige jaren het geval was. Het blijft stil op het griepfront. Men heeft zelfs de indruk dat het alsmaar rustiger wordt. De stilte voor de storm ?

Na het klassieke dieptepunt in juli en augustus — dit jaar praktisch een nulpunt — kwamen de eerste virale luchtweginfecties in het begin van september voor. Ze waren van lichte aard, gering in aantal en bleven geïsoleerd. In september en oktober waren de verschijnselen haast uitsluitend beperkt tot faryngitis, soms gepaard met lichte gastro-intestinale irritatie. Eind oktober zag men geleidelijk meer tracheobronchitis.

Als men gedurende enkele jaren het ziektebeeld van de griepepidemieën volgt, bemerkt men naast veel gelijkaardige simptomen en gelijkvormige evolutie toch bepaalde specifieke kenmerken bij elke nieuwe besmettingsperiode.

Huisartsen die reeds enkele jaren in de praktijk staan hebben ondervonden dat griepepidemieën naast gemeenschappelijke kenmerken toch telkens weer duidelijke verschillen vertonen en een eigen onvoorspelbaar karakter hebben.

(a) Tijdens het najaar en de eerste wintermaanden kwamen slechts sporadische griepgevallen voor. Pas einde januari-begin februari kan men spreken van een epidemische uitbreiding.