Menu

Tijdens mijn tweede week als nieuwe arts op de praktijk krijg ik een telefoontje van een vriendelijke dame. Het is nog erg rustig op de praktijk, dus ik heb alle tijd om haar te woord te staan, wat ook wel nodig blijkt te zijn. Ze vraagt of ze de dokter mag spreken. Als ik haar vertel dat ze daarmee spreekt – we nemen immers nog zelf de telefoon op – antwoordt ze dat ze dat heel bijzonder en prettig vindt.

Hoe is het om chronisch ziek te zijn en met steeds meer beperkingen te leven? Om tot aanvaarding te komen is gekaderde informatie van de huisarts of specialist van groot belang.

Rond drie uur ’s middags, tijdens mijn weekendwacht, word ik opgebeld door een beleefde man die vraagt of ik kan langskomen omdat het heel slecht gaat met zijn moeder die recent terminaal is verklaard.

Ik keer in mezelf. Complicaties. Kleine kans. Heb je m’n jaar al bekeken? Dat zal toch niet zijn? Ik zie me nog zitten bij de chirurg, samen met tante Carla.

Een excentriek figuur wandelt mijn kabinet binnen. Ze schudt mij de hand maar kijkt me niet aan en focust op een punt achter me.

Maggie is één van die hippe oma’s in onze praktijk. Je kent ze wel onder de slogan ‘70 is the new 40’, een beweging in het leven geroepen door Tina Turner.

Woensdagmiddag, tijd voor het tweewekelijks bezoek aan het jongerenopvangcentrum. Hier verblijven jongeren tussen 12 en 18 jaar die om verschillende redenen, meestal tijdelijk, niet meer thuis kunnen wonen. Ruzie met de ouders, wegloopgedrag, misbruik en drugs- of alcoholverslavingen bij de ouders zijn veelvoorkomende redenen.

Vincent is 40 jaar oud en komt altijd op consultatie met zijn mama, soms eens met zijn papa. Vrij ongebruikelijk, maar daar is een goede reden voor: Vincent heeft één chromosoompje meer.

Een jonge dame met exotische achternaam staat bij mij op de agenda. Het is haar eerste consultatie in deze praktijk en dus is er nog niets bekend over haar voorgeschiedenis.

Ik droom die nacht van mama. Dat ze doodgaat. Ze ligt in het ziekenhuis in een bed. Met allemaal slangen. Er piepen apparaten om haar heen. Ik sta naast het bed en fluister: ‘Mama, mama…’ Ze zegt niets terug. Ze lacht wel heel mooi. En ik kan haar aaien.