Menu

COPD is een belangrijke doodsoorzaak die toeneemt in prevalentie. Lichte tot matige COPD wordt meestal door de huisarts behandeld. Bij ernstige COPD zijn longrevalidatieprogramma’s onder toezicht van revalidatieartsen noodzakelijk. In Nederland krijgen patiënten met lichte tot matige COPD van hun huisarts het advies om hun lichamelijke conditie te verbeteren. Dit advies is echter niet ‘evidence-based’. Deze studie wilde nagaan of in de literatuur bewijzen bestaan voor de effectiviteit van lichamelijke activiteit op de functionele status en de prognose bij patiënten met lichte tot matige COPD.

Worden patiënten met pijn op de borst door de huisarts anders benaderd dan op een spoedgevallendienst? Dit onderzoek probeerde deze vraag te beantwoorden en bestudeerde de invloed van de setting en de manier van verwijzen op de diagnostische case-mix bij patiënten met een schijnbaar identiek probleem. De resultaten geven aan dat er een significant verschil bestaat tussen de diagnoses aangeboden in de huisartsenpraktijk en die op een spoedgevallendienst. Bovendien is er een duidelijk verband tussen setting en verdeling van de verschillende diagnosen voor de klacht ‘pijn op de borst’.

Rhinitis, rhinopharyngitis, sinusitis en bovenste luchtweginfecties zijn zeer moeilijk van mekaar te onderscheiden. Dit verklaart waarschijnlijk waarom huisartsen in deze gevallen vaak antibiotica voorschrijven terwijl het eigenlijk niet hoeft. Dit placebogecontroleerd onderzoek bestudeerde het effect van amoxicilline bij een huisartsenpraktijkpopulatie met acute bovenste luchtweginfecties en purulente rinorroe. De resultaten tonen aan dat amoxicilline geen belangrijke klinische voordelen biedt.

Dit onderzoek vergeleek comorbiditeitsgegevens van dementerenden met die van niet-dementerenden en ging na of er qua comorbiditeit een verschil bestaat tussen een geïnstitutionaliseerde populatie en een huisartsenpraktijkpopulatie. Urineincontinentie blijkt duidelijk de meest frequente comorbide aandoening bij geïnstitutionaliseerde dementerenden. In de huisartsenpraktijk komen comorbide aandoeningen als fracturen, hemiplegie, cerebrovasculair lijden, nieraandoeningen en urine-incontinentie significant vaker voor bij dementerenden.

Tot voor kort ontbraken curatieve behandelingsmogelijkheden voor dementie. Huisartsen waren daarom niet erg gemotiveerd om dementie te diagnosticeren. Bovendien is de diagnose van dementie een zeer moeilijk en complex proces. Hoe herkent de huisarts een beginnende dementie? Wat maakt hem/haar ‘alert’ voor de mogelijkheid ervan? Dit artikel biedt de huisarts praktische handvatten om een beginnend dementieproces te bevestigen of uit te sluiten.

Zelfs met de beste voornemens en de meest duidelijke afspraken zorgen kleine dingen des levens vaak voor een groeiend gevoel van onvrede in de samenwerking. Uit angst om de andere te kwesten of de samenwerking schade toe te brengen, zwijgen we en laten we de zaken op hun beloop. Dergelijke knelpunten moeten toch snel worden aangepakt, wil men de samenwerking niet in het gedrang brengen. Het regelmatig inlassen van intervisiemomenten, bij voorkeur met een externe begeleider, zorgt ervoor dat de fundamenten van de samenwerking worden versterkt.

De meeste huisartsen beseffen het nut en de voordelen van samenwerken. Maar welke randvoorwaarden zijn er nodig om van samenwerking een succes te maken? In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid werd in 2001 een 200-tal huisartsen hierover bevraagd. Een forfaitair betalingssysteem voor de niet-prestatiegebonden taken wordt door 63,6 % van hen als essentieel geacht om goed te kunnen samenwerken. Ook logistieke ondersteuning, degelijke infrastructuur, geregeld overleg, goede taakafspraken, gemeenschappelijke visie en doelstellingen rond huisartsengeneeskunde en praktijkvoering en ten...

Steeds meer huisartsen opteren om samen te werken met collega’s. Die beslissing wordt bepaald door een heleboel factoren. Dit betekent ook dat een alsmaar groter deel van de beroepsgroep in een nieuwe werksituatie terechtkomt. Het is van belang dat samenwerkende huisartsen hun manier van 'samen-werken' regelmatig onder de loep nemen en eventueel bijsturen. Dit artikel beschrijft een praktisch leerinstrument dat huisartsen kan helpen bij de evaluatie van de manier waarop zij onderling met elkaar werken.

De Huisartsengroep Fruithof werd in 1976 opgericht door twee huisartsen met een drukke solopraktijk (van vijftien jaar), met in hun kielzog drie jonge collega’s. De motivatie van de vijf vennoten om binnen een groepsstructuur samen te werken was erg verschillend, maar vormde bij de start geen belangrijk onderwerp van overleg of selectie. De Huisartsengroep Fruithof werkte van meet af aan in een aangepast gebouw dat gehuurd werd volgens de bepalingen van een handelspand. Als juridische structuur werd geopteerd voor een ‘feitelijke vereniging’.

Overal in Vlaanderen ontstaan lokale samenwerkingsinitiatieven tussen huisartsen onderling, maar ook met andere beroepsgroepen uit de eerste en tweede lijn. Stilaan komen artsen tot het besef dat de medische entourage van de patiënt optimaal moet worden benut. Hieronder volgen vier concrete voorbeelden van multidisciplinaire samenwerkingsprojecten: hoe zijn ze ontstaan, welke werkmethode hanteren ze, wat beogen zij op lange termijn en vooral, wat kunnen wij eruit leren?