Menu

Een vrolijke man uit Afrika wandelt mijn kabinet binnen. Eerder deze week vertelde hij aan de telefoon dat hij sinds zijn laatste bezoek aan Afrika koorts heeft. “I feel it is malaria, I had it before and it feels exactly the same.” En nu zit Serge voor me: een grote, stevige man die straalt van de levensvreugde. Hij benadrukt direct dat hij een test voor malaria wil: “I’m sure, doctor, it is malaria. So I need a test and treatment! I’m hot all the time and sweating all over my body.”

Hoewel ik sinds kort terug in België ben, moest ik onlangs terugdenken aan mijn eerste week in de plattelandspraktijk in Nieuw-Zeeland.

Huisarts zijn in Nieuw-Zeeland is in veel aspecten vergelijkbaar met het werk in België. Zo zijn er hier ook patiënten die te laat op hun afspraak verschijnen. Ik ben zo iemand die nog geen duidelijk beleid heeft voor deze laatkomers.

Murray, een forse man van 35 jaar, komt opnieuw op consultatie (zie het vorige nummer van Huisarts Nu). Murray is niet enkel heel groot maar ook erg zwaarlijvig en is versierd met tatoeages en piercings.

Murray is een forse man van 35 jaar die niet enkel groot maar ook zwaarlijvig is en versierd is met tatoeages en piercings. Hij presenteert zich voor de vernieuwing van zijn WINZ-certificaat (een document waarbij ik als huisarts moet aangeven of ik vind dat de patiënt om medische redenen al dan niet arbeidsgeschikt is).

Het is laat in de ochtend wanneer ik Sarah binnenroep, een half uur later dan gepland omdat het nogal een chaotisch spreekuur is geweest met veel papierwerk, ingewikkelde casussen en een handvol patiënten met psychosociale problemen.

Op mijn tweede werkdag in Nieuw-Zeeland wandel ik ’s ochtends op mijn gemak naar de praktijk. Bij binnenkomst zie ik dat er in de inkomhal bij de receptie van alles op de grond staat. Het blijkt om schoenen te gaan: één paar kaplaarzen met verse modder eraan en één paar stevige wandelschoenen staan in het gangpad.

Momenteel werk ik in een plattelandspraktijk in Taranaki, Nieuw-Zeeland. Het dichtstbijzijnde ziekenhuis is 50 minuten rijden. Als huisartsenpraktijk moeten we dan ook patiënten met urgente problematiek stabiliseren tot de ambulance arriveert.

Op de open raadpleging zie ik Ama, een fijne jonge vrouw uit Nigeria. Ze vertelt me in mooi Afrikaans-Engels dat ze recent een abortus heeft laten doen. Ik zie inderdaad in het dossier dat mijn collega haar verwezen heeft naar de abortuskliniek voor een ongewenste zwangerschap. Ik raad haar aan zo snel mogelijk anticonceptie op te starten om meer zwangerschappen in de toekomst te vermijden.

Tijdens een weekendwacht op de huisartsenwachtpost mag ik rond middernacht uitrukken naar de gevangenis. Dubbele gevoelens steken de kop op: enerzijds ben ik blij dat ook ik eens naar ’t Gevang mag waar ik al veel verhalen over heb gehoord, anderzijds was ik liever veilig op de wachtpost in mijn bedje gekropen om toch nog iets aan mijn weekend te hebben.