Menu

Wat vinden artsen van de werking van hun LOK-groep? En wat is de visie van moderatoren op de doelstelling en de werking van de LOK-groep die zij begeleiden? In dit kleinschalige onderzoek werden de 64 LOK-groepen bevraagd, die betrokken waren bij het project rond borstkankeropsporing (zie blz. 542). Uit de resultaten blijkt dat 77,5 % van de LOK-leden tevreden tot zeer tevreden is over het functioneren van zijn LOK. Zo’n 93 % van de moderatoren vindt dat LOK-vergaderingen een aanzet moeten zijn tot een betere praktijkvoering en meer dan de helft wil de bijeenkomsten niet meer missen.

Intervisie als interactief vormingsproces werd reeds uitgetest bij LOK-moderatoren, ter ondersteuning van hun werk met de aanbeveling over griepvaccinatie (zie blz. 533). In dit tweede project rond borstkankeropsporing werd het vormingsprogramma verder uitgebouwd en op grotere schaal aangeboden en geëvalueerd. Uit de resultaten blijken de intervisies weerom zeer gewaardeerd, ondanks het afhaken van een kwart van de moderatoren na elk intervisiemoment. Een structurele inbedding van periodieke intervisies door belanghebbende instanties zoals bijvoorbeeld LOGO's en huisartsenkringen zou in dit...

Eens een interventieprogramma klaar is, willen we ook weten of ze de beoogde doelstellingen bereikt. Nochtans blijkt het vaak moeilijk om de resultaten van een evaluatie terug te koppelen naar de interventie, omdat de evaluatie zelf niet doordacht is opgezet. De afdeling Onderzoek van de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen richtte een werkgroep op, met vertegenwoordigers van de afdelingen Kwaliteitsbevordering en Preventie, om de moeilijke materie van programma-evaluatie in een meer begrijpbaar en toepasbaar protocol te gieten.

Dit is het tweede artikel waarin verslag wordt gedaan van een schriftelijke enquête bij 323 Vlaamse huisartsen uit evenveel groepspraktijken. In dit deel worden de werkbelasting en tijdsbesteding in groepspraktijken belicht. Uit de cijfers blijkt dat vrouwelijke huisartsen in groepspraktijken minder uren per week werken en minder patiënten zien, vooral op huisbezoek. In vergelijking met hun mannelijke collega's besteden ze meer tijd aan administratie. Van alle huisartsen in de groepspraktijken heeft 30% een andere beroepsactiviteit. Hierin is er geen verschil tussen mannen en vrouwen en ook is...

De groepspraktijk in Vlaanderen is nog steeds in grote mate een familieaangelegenheid. Uit een enquête, die op vraag van het ministerie van Volksgezondheid werd gehouden, blijkt dat 43% van de groepsleden een partner- of familierelatie met een ander lid uit de praktijk heeft. Er zijn wel indicaties dat daarin verandering komt: de groepspraktijken zonder familie- of partnerrelaties zijn immers jonger dan deze mét. Groepspraktijken in Vlaanderen zijn ook een vrouwenzaak: in de groepspraktijken is 40% vrouw terwijl dat 'slechts' 26% is in de totale huisartsenpopulatie. Dé groepspraktijk in...

In 1995 was er een eerste enquête bij Vlaamse huisartsen naar de taakuitvoering en taakopvatting van een aantal controversiële taken. Omdat het Vlaams Huisartsen- Parlement het synthesedocument over het basistakenpakket (zie blz. 286) goedkeurde op voorwaarde dat de hele huisartsengroep hierachter zou staan, werd in 1999 in twee gerichte onderzoeken naar de mening van de Vlaamse huisarts over dit basistakenpakket gepeild. Een eerste bevraging vond plaats in huisartsenkringen en in LOK's. Deze bevraging werd uitgevoerd op initiatief van de Unie van HuisartsenKringen (UHAK) en verwerkt door de...

Hoe vaak worden huisartsen met kindermishandeling in de praktijk geconfronteerd en hoe pakken ze dit aan? Hierover zijn geen gegevens bekend. Daarom werd een enquête opgesteld, waaraan 250 huisartsen meewerkten. Ongeveer de helft van hen had de voorbije vijf jaar een vermoeden van kindermishandeling. De meeste huisartsen verwezen hiervoor naar een deskundige, meestal een pediater, of naar een voorziening zoals een Vertrouwenscentrum. De helft van de bevraagde huisartsen wenste ook meer informatie, vooral dan over wat ze moeten doen bij een vermoeden van kindermishandeling, de juridische en...

Wat hebben huisartsenkringen nodig om aan kwalitatieve en huisartsgerichte navorming te doen? Dit was het uitgangspunt van een onderzoek dat de WVVH in 1995 organiseerde. Eerst werd onder­zocht welke navorming huisartsenkringen op dat moment aan hun leden aanboden. Welke topics kwamen veel aan bod, hoe werden de onderwerpen gekozen en gegeven, over welke middelen beschik­ten de huisartsenkringen? Hieruit konden de behoeften en noden worden afgeleid. Opvallend was dat nog heel wat navorming ex cathedra wordt gegeven en dat binnen de kring een te kleine groep instaat voor het meeste werk en de...

Met de invoering van het accrediteringssysteem za­gen ook de lokale kwaliteitsgroepen, of kortweg de LOK's, in 1997 het daglicht. De Stuurgroep Kwaliteits­bevordering, een gemengde commissie van het Vlaams Huisartsen-­parlement, volgde hun werking van in het begin. Via een enquête ging ze de samenstelling en werking van de LOK's na en peilde ze naar de wijze waarop LOK's kwaliteitsbevordering toepassen en welke ondersteuning ze op dit vlak verwachten. De vraag naar meer ondersteuning bleek groot, zowel op wetenschappelijk als praktisch vlak.

Van bij de oprichting van de WVVH-documentatiedienst werd een database aangelegd met documentatie over huisartsengeneeskunde en eerstelijnszorg. De opzet was in dit documentatiebestand naast tijdschriftartikels, boeken en abstracts, ook beschrijvingen van lopend onderzoek op te nemen. Op die manier kunnen relaties worden gelegd tussen records met onderzoeksprojecten en records met onderzoeks­publikaties.