Menu

Als weinig andere ziekten is AIDS ook een sociaal fenomeen en inzet van een politiek gevoerd debat, AIDS komt trouwens ruim aan bod in de pers, vaak op een spectaculaire, sensationele manier. Dat kleurt de maatschappelijke beeldvorming over deze ziekte. Wij huisartsen hebben niet alleen af te rekenen met de louter medische aspecten van AIDS. We moeten ons bezinnen over tal van andere vragen. Het antwoord erop zal onze omgang met het HIV, in de gestalte van patiënten, seropositieven en familieleden, vormgeven. Deze vragen willen we nu kort even overlopen.

Als ik een voordracht geef over algemene preventie, begin ik vaak als volgt: «Preventie in de huisartsenpraktijk is simpel: zij bestaat uit goede voorlichting en enkele eenvoudige opsporingsonderzoeken». Welnu, preventie van AIDS is nog eenvoudiger want zij bestaat uitsluitend uit goede voorlichting. Als huisarts komen we momenteel nog steeds zelden met een AIDS-patiënt in aanraking. Wel wordt de huisarts dagelijks geconfronteerd met allerlei andere aspecten van de AIDSproblematiek zoals ongeruste patiënten, vragen om de «AIDS-test», confrontatie met risicogedrag...

Met testen en hun resultaten moet voorzichtig worden omgesprongen. In de volgende paragrafen wordt de werking van en het omgaan met HIV-testen besproken. Nauwgezette aanpak en controle zijn aangewezen.

Toen het nieuwe syndroom AIDS in 1980 de medische wereld binnendrong, was het een mysterieuze aandoening. Vele speculaties en hypothesen rond deze ziekte kenden een hevig maar kortstondig leven. Nog geen negen jaar na de eerste casuïstieke mededelingen van AIDS, kunnen we toch een samenhangend beeld ophangen van de besmetting met HIV bij de mens en de evolutie van de aandoening schetsen.

Onderstaande tekst is een beleidsverklaring van het Gemeenschapsministerie van Volksgezondheid inzake preventie en bestrijding van AIDS in Vlaanderen. De basis voor deze tekst werd gepuurd uit het verslag van de Wetenschappelijke Stuurgroep van de Vlaamse Gemeenschap, d.d. 6 oktober 1988, inzake profilactische maatregelen tot AIDS-preventie op korte en lange termijn.

In een eerste deel over de chi-kwadraattoets zullen we het algemene principe opbouwen en illustreren. Tegelijkertijd wordt het gebruik van een tabel met «kritische punten van de chi-kwadraatverdelingen» uitgelegd. Als afronding beschrijven we enkele beperkingen en valkuilen van deze toetsingsmethode. Een tweede deel zal handelen over de analyse van 2 x 2-tabellen en over de Fisher-exact-toets, een alternatief voor de chi-kwadraat bij kleine aantallen. Als besluit kunnen de sportievelingen hun tanden stuk bijten op enkele oefeningen.

In september 1986 verscheen de Richtlijn 86/457/EEG van de Europese Gemeenschap inzake een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde. Dooreen ministerieel besluit van 1 december 1987 tot vaststelling van de erkenningscriteria voor de huisartsgeneeskunde werd de bestaande Belgische regeling aangepast aan die richtlijn. Onder de rubriek Mijlpalen verderop in dit nummer vindt u de integrale overheidstekst.

Zodra een mens zich vragen stelt, wordt hij er door gefascineerd en geobsedeerd tot hij het antwoord vindt. Zoiets overkwam mij bij het schrijven van mijn artikel Vijanddenken en geneeskundig handelen, verschenen in Huisarts Nu 17 (1988) 7, 303-308. Aan het einde van dat artikel kom ik tot fundamentele vragen over de grondslagen van de geneeskunde. In een eerste reflex word je geprikkeld om je bescheiden boekenkast uit te pluizen en je leest met verdubbelde aandacht wat huisartsen zoal publiceren, vanuit de logische verwachting dat dergelijke vragen al lang gesteld en beantwoord zijn.

Vooruitgang in de geneeskunde gaat dikwijls gepaard met het ontdekken van nieuwe of verbeteren van bestaande medicaties. In het laatste geval moeten we in staat zijn om aan te tonen dat de nieuwe medicatie werkelijk beter is. Er bestaan verschillende methodes om dit soort problemen statistisch op te lossen. Het is in de eerste plaats van belang om na te gaan of de resultaten van een experiment kwantitatief worden uitgedrukt, in cijfergegevens (b.v. bloeddrukwaarde, stollingstijd, peakflowwaarde) of kwalitatief (b.v. dichotoom: positief/negatief, groter dan/kleiner dan). Men kan natuurlijk...

De geneeskracht van placebo's past niet in de klassieke geneeskunde. Tegelijkertijd wijzen deze werkzame «nepmiddelen» de weg naar een beter verstaan van wat genezen betekent. Dit vraagt om een verbreding van het denkkader van de geneeskunde. Een hypothese wordt ontwikkeld op basis van de culturele antropologie: een medische interventie is onder meer werkzaam door een complex van cultureel bepaalde reactiepatronen; het medisch handelen kan met andere woorden beschreven worden als een symbolisch-ritueel geheel, dat in staat is de genezende reactie in de patiënt op te roepen. Enkele wijsgerige...