Menu

Goede palliatieve thuiszorg eindigt soms jammer genoeg met een niet-geplande ziekenhuisopname ten gevolge van een decompensatie van de mantelzorg. In dit artikel wordt beschreven wat de valkuilen zijn en hoe de huisarts de familie in deze taak kan ondersteunen.

Via het netwerk van de huisartsenpeilpraktijken werden in totaal 1690 niet-plotse sterfgevallen geregistreerd. De peilartsen registreerden hierbij verschillende aspecten van de verstrekte zorg in de laatste drie levensmaanden van de patiënt en de beslissingen die aan het levenseinde waren genomen. Volgens dit onderzoek lijken beslissingen aan het levenseinde en palliatieve zorg niet in strijd met elkaar, maar elkaar eerder te versterken.

Dat het zien van het lichaam na overlijden een belangrijk element is om de dood van een dierbare te verwerken, is algemeen aanvaard. De meeste artsen zullen hiermee instemmen en bij twijfel de nabestaanden zelfs aanmoedigen om de dode te gaan groeten, omdat het helpt om echt afscheid te nemen en het rouwproces daarmee geholpen kan zijn.

Kunnen sterven op de plaats waarvoor de patiënt gekozen heeft, is een indicator van de kwaliteit van de zorg aan het levenseinde. Huisartsen verkeren in een gunstige positie om zicht te krijgen op de plaats waar patiënten willen overlijden en om deze wens mee mogelijk te maken.

Moet een huisarts tussenkomen in rouw? Hoe verloopt een ‘normaal’ rouwproces en wanneer moet de huisarts actiever ingrijpen en eventueel doorverwijzen? Zijn benzodiazepines tijdens het rouwproces aangewezen en zo ja, wanneer en voor wie? In dit eerste deel wordt de rol van de huisarts bij ongecompliceerde rouw besproken. In het tweede deel, dat in het volgende nummer van Huisarts Nu verschijnt, wordt dieper ingegaan op drie complicaties: gecompliceerde rouw, rouwgerelateerde depressie en rouwgerelateerde angststoornis.

De observatie dat een lagere cardiale sterfte genoteerd wordt in landen waar men regelmatig een middagdutje doet, heeft in het verleden tot de hypothese geleid dat het houden van een siësta beschermt tegen cardiale sterfte.

De algemene perceptie is dat mensen vooral in een ziekenhuis sterven. Uit de registratiegegevens over sterfte in twee Vlaamse huisartsenpraktijken blijkt nochtans dat de helft thuis of in een thuisvervangend milieu overlijdt. Naast het louter statistische karakter van dergelijke gegevens, laten ze artsen overigens toe te reflecteren over het eigen functioneren. Zo kunnen bijvoorbeeld hoge suïcidecijfers in de praktijk een arts aansporen om voor deze problematiek extra aandacht te hebben.

Het begeleiden van patiënten in hun laatste levensfase is een heel specifieke situatie. De verschillende hulpverle­ners, de patiënt en zijn familie moeten op elkaar worden afgestemd. Daarvoor is communicatie absoluut noodzakelijk. Duide­lijke afspraken moeten worden gemaakt, verwachtingen worden verwoord en mededelingen verzacht. Alleen dan kan de patiënt op zijn manier afscheid nemen. De vier volgende casussen van de hand van Marc Cosyns, winnaar van de derde prijs in de GlaxoWellcome­-wedstrijd, illustreren dit.