Menu

COVID-19

Naarmate de zorgnood of kwetsbaarheid bij mensen groter is, blijkt de impact van het virus op hun gezondheid toe te nemen en dit door de afwezigheid van gepaste toegankelijke zorg. Een populatiegerichte aanpak is nodig is om deze toenemende (geestelijke) gezondheidsongelijkheid in te dijken.

Ook na een milde COVID-19-infectie zijn er vaak langdurige symptomen die een negatieve impact kunnen hebben op het sociaal leven, werk en huishouden van de patiënten. De meest voorkomende persisterende symptomen na acht maanden zijn anosmie, vermoeidheid, ageusie en ­dyspneu.

Het lijkt aangewezen om indien mogelijk heelkundige ingrepen uit te stellen bij COVID-patiënten tot 7 weken na de infectie tenzij de ernst van de medische situatie een dringende ingreep rechtvaardigt.

Door de wereldwijde COVID-19-pandemie kwam de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) vorig jaar vaak in het nieuws. Regionaal directeur voor Europa is sinds
1 februari 2020 de Vlaming Hans Kluge, huisarts van opleiding, maar intussen al decennialang internationaal actief.

De COVID-19-epidemie leidt tot een algemene daling van het mentale welzijn van de bevolking, vooral bij vrouwen, jongeren en chronisch zieken. Het weren van fake nieuws en bevorderen van sociale steun kunnen een positieve invloed hebben om angst en stressgevoelens te minderen. Toegankelijke psychologische hulpverlening voor de meest kwetsbare groepen is hierbij essentieel.

De vroegtijdige en intensieve respons op de COVID-19-epidemie door de Nieuw-Zeelandse overheid heeft een grote ziektelast door het virus voorkomen. Dit in contrast
met vergelijkbare westerse landen die laattijdiger op een nationale lockdown zijn overgegaan.

U hebt een historisch nummer van Huisarts Nu in handen: het eerste van de 50ste jaargang. Ook historisch is de tijd waarin we momenteel (moeten) leven.

Leeftijd en diabetes mellitus type 2 blijken significante voorspellers voor opname op intensieve zorgen én overlijden van patiënten met COVID-19. Bij vermoeden van COVID-19 zijn huisartsen goed geplaatst om met hen vroegtijdige zorgplanning te bespreken, zoals al dan niet kunstmatig beademen of een opname op intensieve zorgen. Hoe dan ook zijn de therapeutische opties op de reguliere verpleegafdelingen beperkt tot zuurstoftoediening en antibiotica.

In deze bevraging vinden artsen én patiënten chronische zorg, preventieplanning en kleine vragen het meest geschikt voor teleconsultatie. Opvallend: artsen zien ook acute niet-infectieuze pathologie mogelijk om telefonisch af te handelen.

Contact met de natuur zorgt voor stressreductie, minder depressie en frustratie, beter algemeen welzijn en meer positieve energie. Welke handvaten helpen deze kennis te implementeren in de praktijk?