Menu

Het nieuwe normaal dient zich aan, maar voor huisartsen is geen enkele werkdag een ‘normale’ dag. Steeds is er dat boeiende moment van onverwachte inzichten en dankbaarheid van patiënten.

In de jaren zeventig was het medisch landschap vooral specialistisch georiënteerd. Stevige eiken van internisten en statige beuken van chirurgen stonden in het bos. Zij maakten hét beeld van de florerende medische vooruitgang met de uitgroei van takken van subspecialisatie en het opgroeien van scheuten van poliklinieken.

De epidemie van COVID-19 gaat maar niet liggen. Telkens als het virus lijkt te landen op de baan van sociaal geïntegreerde infecties, komt er een doorstart en stijgen de besmettingen in een rotvaart naar omhoog. We hebben al enkele landingspogingen achter de rug, maar zelfs de bekwaamste virologen/epidemiologen en geëngageerde beleidsmakers kunnen vanuit de controlekamer blijkbaar geen definitieve landing in gang zetten.

Tien jaar na de invoering van het zorgtraject chronische nierinsufficiëntie (CNI) wordt de meerwaarde hiervan openlijk in vraag gesteld. Huisartsen voelen zich niet de spilfiguur in dit traject en wijzen op het gebrek aan eenduidige concrete beschrijvingen die weergeven hoe de samenwerkingsvorm met specialisten en patiënten gerealiseerd kan worden.

Huisartsen krijgen in de praktijk vaak te maken met sociale problematieken. Maar hoe kunnen ze de patiënt hiermee verder helpen? Een vlotte samenwerking tussen huisarts en maatschappelijk werker biedt hier een uitweg en zet de patiënt opnieuw op weg.

In dit extra dik nummer van ­Huisarts Nu staat het thema ‘samenwerken’ centraal. Dat is niet verwonderlijk binnen het kader van deze jubileumeditie van het wetenschappelijk tijdschrift, want in de voorbije vijftig jaar is er heel wat veranderd.

Dit nummer van Huisarts Nu kan niet rond het buikgevoel. Het start op pagina 169 met een samenvattende vertaling van een reviewartikel over obesitas en het verloop van een COVID-19-­infectie. Het eindigt met een artikel van Naomi Van den Eede op pagina 184 rond de huidige behandeling van scabiës die niet langer de bestaande richtlijn volgt.

De Nederlandse professor publieksfilosofie Marli Huijer spreekt over het verschil tussen ‘ik-geneeskunde’ en ‘wij-geneeskunde’. In de ik-geneeskunde staat gepersonaliseerde zorg voor de patiënt centraal, terwijl in de wij-geneeskunde de focus uitgaat naar de leefomgeving en collectieve maatregelen om de gezondheid van eenieder, en in het bijzonder van mensen die maatschappelijk kwetsbaar zijn, te beschermen en te bevorderen.

Er zijn tal van onderzoeken, meta-analyses, systemische reviews en richtlijnen die de zin van echografische screening naar abdominaal aorta-aneurysma aantonen. Toch blijft er weerstand tegen het uitvoeren van een preventief onderzoek bij asymptomatische patiënten.

Vele landen beschouwen verslavingszorg, en bij uitbreiding de hele psychiatrische hulpverlening, als niet-essentieel. Lishman betoogde meer dan tien jaar geleden al dat we beter niet over psychiatrische zorg spreken, maar over zorg voor psychiatrische aspecten van ziektes.