Menu

Naar aanleiding van de publicatie van de aanbeveling ‘Globaal cardiovasculair risicobeheer’ (Huisarts Nu 2007; 36:339-69) ontving de commissie Aanbevelingen enkele vragen en opmerkingen. Hieronder volgen eerst de opmerkingen over de inhoud van de aanbeveling en het antwoord van de commissie hierop. Vervolgens komen de vragen en antwoorden aan bod over de totstandkoming van de aanbeveling.

Studies op basis van een ‘individuele patiëntendata meta-analyse’ (IPDMA) – die onder meer in het vorige artikel over acute rhinosinusitis werd toegepast – is een recente verworvenheid in de evidence-based medicine. In combinatie met een ‘netwerk meta-analyse’ (N-MA) kunnen beide technieken de klinische relevantie van wetenschappelijk onderzoek en de impact op de alledaagse besluitvorming vergroten.

Is een appendicitis, een depressie of een sinusitis in België een andere ziekte dan in Nederland? Moeten ze verschillend worden behandeld of op een andere wijze wetenschappelijk worden onderzocht? Als het antwoord op die vragen ontkennend is, lijkt een samenwerking tussen de Vlaamse en Nederlandse wetenschappelijke tijdschriften voor huisartsen gepast.

Het voorschrijven van antibiotica voor gewone luchtweginfecties betekent balanceren tussen het risico op het missen van pneumonie of ernstige complicaties en het onnodig behandelen van infecties. Recent onderzoek heeft aangetoond dat antibioticagebruik resistente respiratoire pathogenen uitselecteerde bij individuele personen (zie ook Kort Nieuws).

De aanbeveling over cardiovasculaire preventie is klaar. Een degelijk werkstuk, goed onderbouwd en getoetst op de wetenschappelijke kwaliteit en de haalbaarheid in de praktijk. Nu met zijn allen aan de slag. Van de volwassen Belgen zou nauwelijks 5% een voldoende laag cardiovasculair risico hebben. Dit wil zeggen dat tezelfdertijd hun bloeddruk lager is dan 120/80 mmHg, dat ze niet roken, dat hun BMI minder is dan 26 en hun LDL-cholesterol lager dan 120 mg%.

We ontvingen een lezersreactie van Veerle Piessens op het artikel ‘Risicofactoren voor de ontwikkeling van cervixkanker: perceptie van patiënten uit de huisartsenpraktijk’ dat in Huisarts Nu 2006;8:445-9 is verschenen. Wij publiceren ze hier samen met een antwoord van de auteurs.

Huisartsen zijn getraind om een oplossing te bieden indien zich problemen voordoen. In ongeveer 10% van de gevallen is een verwijzing nodig, meestal naar de tweede of de derde lijn. Het adequaat kunnen verwijzen behoort dan ook tot de eindtermen.

We ontvingen een lezersreactie van Dirk Van Duppen op het artikel ‘Hoge prevalentie van mentale stoornissen in de eerste lijn’ dat in Huisarts Nu 2006;9:499-505 is verschenen. Wij publiceren ze hier samen met een antwoord van de auteurs van het artikel.

Zoals u als arts voor een goede patiëntenzorg naast inzet ook professionalisme en feedback nodig hebt, geldt voor ons als redactie hetzelfde om een goed tijdschrift te maken. Daarom hebben we het afgelopen jaar ons licht eens opgestoken bij onze Nederlandse collega’s van Huisarts en Wetenschap en een professionele uitgeverij. Bedoeling was de mogelijkheden van een eventuele samenwerking te onderzoeken.

Is er in Alveringem, ‘de butterbloeme van de Westhoek’, een nieuw syndroom ontdekt? Wie op zoek is naar een nieuwe ziekte zal in deze schilderachtige uitgestrekte streek niet veel nieuws merken. Maar wat er zich op het gebied van de gezondheidszorg voltrok, is exemplarisch voor Vlaanderen en op termijn een bedreiging voor de volksgezondheid: in deze regio is op zeer korte tijd het aantal huisartsen gehalveerd.