Menu

Dit tweede artikel van de reeks over de Intego-databank behandelt de epidemiologische gegevens (incidentie, leeftijds- en geslachtsverdeling) van waterpokken over een periode van tien jaar. Uit de bespreking blijkt onder meer dat ruim 90 % van alle waterpokkendiagnosen wordt gesteld vóór de leeftijd van veertien jaar, met een piekincidentie van 60 per duizend kindjaren in de groep van nul tot vier jaar.

Hechting speelt een belangrijke rol in een gezonde psychologische ontwikkeling van het kind. Een veilige affectieve band biedt het jonge kind bescherming; onveilige hechting vergroot de kans op ontsporingen. Hechtingspatronen blijken tot op volwassen leeftijd van doorslaggevende betekenis in intieme relaties. Hechtingsstoornissen liggen vaak aan de basis van psychopathologie. Preventie op jonge leeftijd, onderkenning van hechtingsproblemen en doorverwijzing naar professionele hulp, lijken tot de taak van de huisarts gerekend te kunnen worden.

In België worden zorgbehoefte en zelfredzaamheid gemeten aan de hand van de beoordeling van ADL-activiteiten. Ook de financiering wordt hieraan gekoppeld. Het instrument dat voor die beoordeling wordt gebruikt is de Katzschaal of varianten ervan. Welke schalen zijn er momenteel in omloop en hoe worden ze in de verschillende sectoren toegepast? Dit artikel wil ter zake enige duidelijkheid scheppen en stelt zich bovendien terecht de vraag of deze instrumenten wel geschikt zijn voor het doel dat ze beogen.

In dit zesde artikel van deze reeks bekijken we Clinical Evidence (CE) van dichtbij. Wat maakt deze bron zo anders dan een systematische review? Hoe is CE opgebouwd en op welke manier wordt de informatie gepresenteerd? Via het inmiddels vertrouwde watervalmetafoorsysteem zoeken de auteurs ondertussen naar een antwoord op de vraag wat een effectieve behandeling is voor recidiverende neusbloedingen bij een kind van vier jaar.

Wanneer huisartsen geconfronteerd worden met patiënten van wie de gezondheidstoestand niet verbetert, dan hebben ze vaak de neiging door te verwijzen naar de tweede lijn. Voor sommige patiënten is dat een juiste beslissing, maar voor anderen is dat niet nodig. Voor hen kan een beroep worden gedaan op de ‘collegiale consultatie’. Dit artikel beschrijft de resultaten van een onderzoek over deze samenwerkingsvorm tussen huisartsen en psychiaters in de regio Brugge. De auteurs koesteren de hoop dat de aangereikte inzichten in een bredere context worden toegepast.

Een hymenopterasteek geeft meestal aanleiding tot milde lokale symptomen. Zeer gevoelige individuen kunnen er nochtans zelfs na enkele minuten aan overlijden. Het is dus belangrijk dat de diagnose van hymenopteragifallergie snel wordt gesteld. Maar wat zijn de klinische verschijnselen die de huisarts kunnen alarmeren? Welke diagnostische hulpmiddelen heeft hij binnen handbereik om zekerheid te krijgen? Waaruit bestaat zijn beleid en welk advies kan hij zijn patiënt geven om hymenopterasteken te voorkomen? Dit artikel geeft op al deze vragen een antwoord.

Onze patiënten komen via allerlei kanalen in contact met zogenaamde ‘medische informatie’. Maar wat is voor hen nu een betrouwbare bron van informatie over gezondheid en ziekte? In dit achtste artikel van de PICO-reeks belichten de auteurs het Cochrane Consumer Network, de patiëntensite van de Cochrane Collaboration. Ze zoeken er voor onze casuspatiënt naar een antwoord op de vraag wat het effect is van bupropion ten opzichte van placebo bij stoppen met roken.

De manier waarop de arts met zijn patiënt communiceert, heeft een belangrijke invloed op het herstel van de patiënt. Nochtans beschikken artsen niet altijd over de juiste communicatievaardigheden om vooral klachten met een psychosociale achtergrond op een doeltreffende manier aan te pakken. In een reeks van vier artikels belichten we het empathische gesprek. Deze basisvaardigheid is een wetenschappelijke houding die de arts aanneemt om kennis te verwerven over zijn patiënt in een ziekteproces en een juister inzicht te krijgen in wat er precies aan de hand is, om zo ook betere hulp te bieden.

In dit derde artikel van de reeks Klinische logica nemen de auteurs de overgang van diagnosestelling naar verder beleid onder de loep. Hierbij beantwoorden ze twee belangrijke vragen: (1) wanneer is de waarschijnlijkheid van een vooropgestelde diagnose op een bepaald moment voldoende hoog om zinvolle hulp aan te bieden? en (2) kan een bijkomend (para)klinisch gegeven (zoals de uitslag van een test) de beslissing om hulpaanbod op te starten, nog wijzigen? Zij reiken ons tevens handvatten aan om de beslissing tot hulpaanbod accuraat en logisch te onderbouwen.

In dit zevende artikel van de PICO-reeks nemen de auteurs de Randomised Controlled Trial (RCT) onder de loep. Wat zijn de troeven en kritieke punten van deze onderzoeksmethode? Waaraan moet een RCT voldoen om bruikbaar te zijn? De auteurs trachten ondertussen te achterhalen of methylfenidaat met verlengde werking een betere effectiviteit heeft dan de klassieke vorm in de behandeling van kinderen met ‘Attention Deficit and Hyperactivity Disorder’ of ADHD.