Menu

Vijfenzestig procent van de jonge artsen verkiest een samenwerkingsverband boven een soloprakrijk. Dit is één van de verrassende resultaten van een enquête die aan jonge artsen werd voorgelegd. Deze voorkeur voor meer samenwerking werpt vragen op voor de toekomst, onder meer naar de opleiding toe. De solopraktijk lijkt nu immers de keuze voor de richting huisartsengeneeskunde eerder tegen te werken dan te bevorderen.

Samen werken verloopt niet altijd van een leien dakje. Duidelijke afspraken en overlegmomenten zijn nodig om wrevel of ergernis te voorkomen. Anderzijds worden de positieve aspecten soms ook uitdrukkelijk bejubeld. Twintig huisartsen, werkzaam in een associatie, vertellen in dit artikel wat zij als voor- en nadelen van deze praktijkvorm beschouwen.

In een themanummer over huisartsenassociaties hoort een beschrijving thuis over de huidige frequentie en vormen van het fenomeen. Hoeveel huisartsen in Vlaanderen werken samen met een collega? Bestaat de samenwerking meestal tussen twee of tussen meerdere artsen ? Is er dikwijls sprake van een familieverband binnen de associatie? Werken vrouwelijke huisartsen in andere praktijkvormen dan hun mannelijke collega’s? Is er een verschil in geografische spreiding?

Ondanks de toenemende tendens naar meer groepspraktijken, is er nog niet veel over bekend. Éénduidige definities ontbreken en cijfergegevens zijn, vooral dan in België, weinig voorhanden. Dir artikel brengt literatuurgegevens uit verschillende landen samen, die als uitgangspunt én toetssteen voor de andere researchartikels kunnen dienen.

Het medisch schooltoezicht of afgekort MST is een dienst waarvan de taak en de draagwijdte niet voor alle huisartsen zomaar duidelijk is. Tot nu toe is naar haar functionering nog weinig onderzoek verricht. Haar werking, evenals de taak van de schoolarts verdient verduidelijking. Huisarts en schoolarts zijn immers dikwijls nog onbekenden voor elkaar. Onderstaande tekst richt naast een beknopt historisch overzicht aandacht aan de verwachtingen die ze ten opzichte van elkaar hebben. En welk ogenblik, zoals deze laatste maand van het schooljaar, leent zich daar beter toe dan juni?

De medische wereld heeft lange tijd afzijdig gestaan tegenover de economische evaluatie van geneesmiddelen. Te veel werd gedacht in termen van medische effectiviteit aan de ene kant en financiële kosten aan de andere. Nochtans zijn beide aspecten te verenigen in een economische analyse. Aan de hand van die informatie is het dan aan de gemeenschap om al dan niet voor het geneesmiddel te kiezen. Hoe deze berekening van “kosten” en “baten” juist verloopt, wordt in dit eerste deel uitgelegd. In het tweede deel, dat later wordt gepubliceerd, bespreken de auteurs de problemen en de bruikbaarheid van...

Marokkanen en Turken doen in ons land minder beroep op de huisarts dan de autochtone bevolking. Ze vertonen ook een ander klachtenpatroon; vooral de Marokkaanse bevolkingsgroep komt op consultatie omwille van welzijns- en sociale problemen. Inpassingsproblemen in onze maatschappij worden daarbij steeds belangrijker. Deze en andere bevindingen zijn het resultaat van een grondige literatuurstudie door de artsen De Muynck en Schillemans. De resultaten van een eigen onderzoek verschijnen in de volgende editie van Huisarts Nu.

Een netwerk van 122 huisartsen peilde naar het aantal zelfmoorden en pogingen daartoe in ons land. De gegevens werden verzameld voor de periode 1990-1991. Op basis van deze registraties kan het jaarlijks aantal zelfmoorden op 2.280 worden geschat; voor pogingen tot zelfmoord bedraagt dit aantal bijna 13.000. De incidentie van zelfmoord en zelfmoordpogingen samen is hiermee bijna drie keer zo groot als die in Nederland.

Sinds 1977 is het slaapmiddel Halcion® verkrijgbaar op de Belgische markt. Eind 1991 leidde het Engelse "Halcion®-schandaal" ertoe dat het van de markt werd genomen. Een aantal artsen besloot daarom het gebruik van Halcion® bij hun patiënten af te bouwen. Dit lukte grotendeels, maar de meerderheid van de patiënten schakelde wel op een ander slaapmiddel over. Uitgebreider onderzoek zal moeten uitwijzen hoe patiënten bij de verdere afbouw kunnen worden geholpen. Dat er alleszins mogelijkheden zijn, toont onderstaande studie.

In de maart-editie van Huisarts Nu (jaargang 93, nummer 3) verscheen het eerste deel over de zin en onzin van screeningsinterventies. Daaruit bleek dat de screening vaak weinig effectief verloopt. In dit tweede deel worden vijf preventieve interventies besproken die wel nuttig kunnen zijn, mits ze planmatig worden aangepakt. Daarnaast plaatst de auteur nog enkele vraagtekens bij actuele screeningstesten zoals de bepaling van het cholesterolgehalte, de screening op het colon- en het prostaatcarcinoom en de screening in het kader van preventie van osteoporose.