Menu

De patiënt correct informeren over voeding en gezondheid is belangrijker dan ooit, ook in de eerstelijnsgezondheidszorg. Voedingsgerelateerde aandoeningen komen steeds meer voor en kortere ziekenhuisopnames vereisen een goede nutritionele opvolging in de thuissituatie. Bovendien zijn vele mensen zich nu meer bewust van het belang van een gezonde voeding, maar worden ze via diverse kanalen overspoeld met verwarrende en foute voedingsadviezen, modediëten en hypes.

Het Medisch Farmaceutisch Overleg (MFO) brengt huisarts en huisapotheker samen en focust op de kwaliteitsverbetering van het voorschrijven en afleveren van geneesmiddelen. Een voorbeeld van een Medisch-Farmaceutisch Overleg is de opvolging van de directe orale anticoagulantia (DOAC’s). Dit overleg is een ideale gelegenheid om na te gaan wat ‘de andere’ allemaal weet en kan en waar samenwerking kan leiden tot een verhoogde veiligheid voor de patiënt. Het programma geeft de gelegenheid om tot concrete afspraken te komen tussen huisarts en huisapotheker. Dit geaccrediteerde kwaliteitsbevorderend...

Om klinisch-wetenschappelijk bewijs te kunnen vertalen naar de praktijk is het essentieel om verandering in professioneel gedrag te begrijpen, inclusief de barrières en faciliterende factoren. Interventies die in een klinische onderzoeksetting het meest doeltreffend zijn, zijn echter niet noodzakelijk de interventies die huisartsen het liefst willen leren, het makkelijkst vinden om toe te passen of prioritair te implementeren, of die het meest geschikt zijn voor hun praktijk.

De farmaceutische sector is in het westen een belangrijke partner in verschillende navormingsinitiatieven voor huisartsen. Dit kan aanleiding geven tot vertekening van de keuze van de onderwerpen of de aangeboden informatie. De meeste navormingsstrategieën (bv. symposia) hebben gemengde effecten. Onafhankelijke artsenbezoeken daarentegen zijn doeltreffend om de kwaliteit van het voorschrijfgedrag in de huisartsenpraktijk te verbeteren.

De nieuwe Europese regelgeving over de bescherming van persoonsgegevens kreeg de benaming ‘General Data Protection Regulation’ of ‘GDPR’ mee, in het Nederlands ‘Algemene Verordening Gegevensbescherming’ of ‘AVG’. Doel is een kader te bieden voor het omgaan met persoonsgegevens van burgers binnen de Europese Unie (EU). Deze nieuwe regelgeving heeft ook impact op de bescherming van gegevens in de huisartsenpraktijk.

In België is allergie ten opzichte van hymenopteragif veelal toe te schrijven aan steken van wespen (Vespula germanica, V. vulgaris) en in veel mindere mate aan steken van honingbijen (Apis mellifera) en de Europese hoornaren (Vespa crabro). Hommelsteken (Bombus spp.) zijn zeldzaam en treden meestal op door professionele blootstelling, zoals bij personeel van hommelkwekerijen en groente- en fruitkwekers die hommels inzetten voor de natuurlijke bestuiving van hun planten.

België is koploper van de Europese Unie in de vijfjaarsoverleving op dikkedarmkanker, dankzij screening en vrije toegang tot een goede behandeling. In de richtlijn ‘Dikkedarmkankerscreening’ van Domus Medica leest u o.a. de nieuwe klemtonen in het Vlaams Bevolkingsonderzoek Dikkedarmkanker en hoe u screent en opvolgt bij risicopatiënten.

Tijdens het consult moet de arts alle input verwerken tot een output die klinisch relevant is: een antwoord op de vraag van de patiënt én het herkennen van belangrijke ziektebeelden. Het boek ‘Klinisch redeneren’ legt uit hoe dit proces gebeurt en hoe de arts zijn/haar klinisch denken kan verbeteren.

Volgens de Gezondheidsenquête uit 2013 heeft maar liefst een derde van de Belgische bevolking slaapproblemen. In de herziene richtlijn ‘Slaapklachten en insomnie bij volwassenen’ wordt een getrapte aanpak voorgesteld om deze patiënten beter te helpen en op te volgen. Nadruk ligt op een nietmedicamenteuze aanpak en het oordeelkundig gebruik van slaapmiddelen.

Volgens een onderzoek uit 2013 bij 3641 Belgen ouder dan 70 jaar zou 45% van alle ouderen een risico op ondervoeding lopen; 12% van de ondervraagde personen was reeds ondervoed. In de thuissituatie had 28% een reëel risico om ondervoed te raken en was 7% effectief ondervoed.