Menu

In dit focusgroepenonderzoek werd nagegaan hoe huisartsen de therapietrouw bij hun patiënten met diabetes type 2 inschatten. Huisartsen bleken het vooral moeilijk te hebben met de groep van ‘niet te motiveren’ diabetes type 2-patiënten die, ondanks hun inspanningen, weinig therapietrouw bleven. Een gedeelde zorg en verantwoordelijkheid over de behandeling tussen arts en patiënt zou mogelijk ook deze groep diabetes type 2-patiënten kunnen overtuigen om hun ziekte en opvolging ernstig te nemen.

De rode draad doorheen deze casusreeks is de zoektocht naar een individueel aangepast beleid voor vijf herkenbare patiënten die met lagerugpijn consulteren in de huisartsenpraktijk. Richtlijnen, maar ook andere, minder voor de hand liggende informatiebronnen, geven niet voor iedere individuele patiënt een duidelijk antwoord. Zeker wat de niet-medicamenteuze aanbevelingen betreft, bestaat er weinig eenduidigheid.

Aanbevelingen voor goede medische praktijk zijn richtinggevend als ondersteuning en houvast bij het nemen van diagnostische of therapeutische beslissingen in de huisartsengeneeskunde. Zij vatten voor de huisarts samen wat voor de gemiddelde patiënt wetenschappelijk gezien het beste beleid is. Daarnaast is er de agenda van de patiënt, die een gelijkwaardige partner is bij het nemen van beslissingen. Daarom verheldert de huisarts de vraag van de patiënt door een gepaste communicatie en geeft informatie over alle aspecten van de mogelijke beleidsopties. Het kan dus voorkomen dat huisarts en...

De titel van dit proefschrift van Mieke van Driel is op zich reeds een uitdaging. Iedereen die het medische bedrijf of de gezondheidszorg kritisch bekijkt, moet vaststellen – en dit niet eens tot zijn verwondering – dat er een kloof blijft tussen de beschikbare medische evidentie en de medische praktijk. Deze kloof wetenschappelijk gaan exploreren lijkt een heikele onderneming. Met een goed kompas en een degelijke kaart lukt het misschien om er te komen.

De stap van evidence-based richtlijnen naar de alledaagse praktijk verloopt dikwijls niet zo vlot. Deze studie gaat na of de Lok-groepen hierin een bemiddelende rol kunnen spelen. Hiervoor kregen negen Lok-groepen van huisartsen één interventiesessie over het rationeler voorschrijven van antibiotica bij acute rinosinusitis. Nadien bleek hun voorschrijfgedrag niet significant veranderd in vergelijking met de controle Lok-groepen. Om richtlijnen daadwerkelijk in de praktijk te implementeren, is wellicht een combinatie van verschillende methoden aangewezen.

Wat verwachten patiënten met acute keelpijn van hun bezoek aan de huisarts? Willen zij vooral een antibioticum of eerder geruststelling en meer informatie over het ziekteverloop? Uit dit onderzoek blijkt dat patiënten die naar een antibioticum vragen, vooral hopen op pijnstilling. Dit misverstand kan worden verholpen door een efficiëntere communicatie waarin gepeild wordt naar de werkelijke verwachtingen van de patiënt. Wellicht is het aanbieden van goede pijnstilling een beter antwoord op de vraag van de patiënt en kan dit bijdragen tot het rationeler voorschrijven van antibiotica bij acute...

Volgens een aantal gerandomiseerde studies zouden antibiotica toch een effect kunnen hebben in de behandeling van acute rinosinusitis bij een minderheid van de patiënten. Deze studie ging op zoek naar de identificatie van deze patiëntengroep. Hoe kunnen ze herkend worden in de huisartsenpopulatie? Welke symptomen vertonen ze? En is de prognose met een antibioticabehandeling in deze groep beter dan placebo? Uit dit onderzoek bleek alvast dat het onmogelijk was om op basis van symptomen en abnormale radiografieën deze patiëntengroep te identificeren.

In deze studie werden gegevens over het antibioticagebruik in de Verenigde Staten en 27 landen in Europa voor het eerst met elkaar vergeleken. Hiervoor werden gegevens van het Europese ESAC-project en van het Amerikaanse IMS Health geanalyseerd. Uit de gegevens blijkt dat in de Verenigde Staten het antibioticagebruik hoger was dan in de meeste Europese landen en dat ze meer gebruikmaakten van nieuwere antibiotica. Mogelijke verklaringen voor deze verschillen met Europa zijn de verschillende gezondheidssystemen, een andere regelgeving en een verschillende marketingaanpak.

De symptomen van een acute lageluchtweginfectie duren vaak langer dan de patiënt verwacht. Bij een persisterende hoest of dyspneu zal hij al snel opnieuw consulteren. Vaak wordt dan een antibioticum voorgeschreven. Deze studie gaat na welke symptomen het klinische verloop van een acute lageluchtweginfectie kunnen voorspellen. Ook wordt onderzocht of een behandeling met antibioticum het genezingsproces versnelt. Door de patiënt beter in te lichten over het reële ziekteverloop van een lageluchtweginfectie kunnen onnodige antibioticavoorschriften alvast worden voorkomen.

Naast vaccinatie om griep te voorkomen kunnen antivirale middelen ingezet worden om seizoensgriep te behandelen. Hierbij gaat het vooral om de nieuwere neuraminidaseremmers. Deze antivirale middelen zijn pas zinvol als influenza A of B in de omgeving aangetoond is. In deze richtlijnen wordt samengevat in welke omstandigheden men neuraminidaseremmers het best voorschrijft. Uitgebreidere informatie hierover is terug te vinden in het rapport ‘Antivirale middelen bij seizoensgriep en grieppandemie. Literatuurstudie en ontwikkeling van praktijkrichtlijnen’ van het Federaal Kenniscentrum voor de...