Menu

Zoals in het vorige artikel van E. Thiery werd gesteld (zie blz. 37), is de vroegdetectie van ontwikkelingsstoornissen bij kinderen van groot belang om de prognose te verbeteren. In dit artikel wordt nagegaan welke instrumenten helpen om deze stoornissen tijdig op te sporen. Omdat vele factoren de ontwikkeling beïnvloeden, worden internationaal steeds meer de algemene screeningstests voor ontwikkeling verlaten. Het Van Wiechenonderzoek, dat in de meeste consultatiebureaus van Kind en Gezin wordt toegepast, plaatst de ontwikkeling in een ruimer referentiekader en biedt hierdoor meer...

Aansluitend op het eerste deel ‘Zie eens hoe vlot ik opgroei’ over de normale ontwikkeling van het kind (zie Huisarts Nu 2008, nr. 8) wordt in dit artikel dieper ingegaan op enkele ontwikkelingsstoornissen. Taalstoornissen, geheugenstoornissen, leerstoornissen, aandachtstekort- en autismespectrumstoornissen komen het meeste voor, apart of in comorbiditeit. Hoe vroeger de diagnose gesteld wordt en hoe vroeger specifieke interventies gestart kunnen worden, hoe gunstiger de prognose. Alert blijven voor de vroege tekenen van een ontwikkelingsstoornis blijft dan ook de boodschap.

De kracht van het communiceren en luisteren M.F. Delfos Het lijkt wel of alle kinderen tegenwoordig hoogbegaafd zijn, ADHD of een vorm van autisme hebben. Zijn zij werkelijk veranderd of worden we zelf steeds veeleisender? Huisarts Nu 2009;38(2):83-86

Automutilatie bij jongeren wordt vaak pas laat herkend. Niet alleen is de jongere beschaamd, ook het verslavende karakter van het automutileren zorgt ervoor dat hij of zij het goed verborgen houdt. Eenmaal de automutilatie is vastgesteld, moet van in het begin duidelijk worden gemaakt dat deze aanval op het eigen lichaam gestopt moet worden. Belangrijk hierbij is niet zozeer op het symptoom zelf in te gaan, maar het gedrag ruimer te kaderen en de jongere te helpen om zijn spanning te ‘mentaliseren’ in plaats van op zijn lichaam uit te ageren.

Bij een medische urgentie bieden familie, vrienden, collega’s of omstanders dikwijls spontaan hun hulp aan. Zij kunnen veiligheidsmaatregelen treffen en hulp bieden tot de professionele hulpverlening arriveert. Training in eerste hulp is essentieel om op dergelijke noodsituaties juist te reageren. Daarvoor moeten mensen getraind worden in de juiste hulpverlening; verkeerde training kan ineffectieve en zelfs schadelijke interventies tot gevolg hebben.

Op basis van kosteneffectiviteitsstudies nemen beleidsmakers in de gezondheidszorg beslissingen over het invoeren van een nieuwe behandeling. Deze studies geven zowel informatie over de kosten als over de effecten van nieuwe behandelingen (of interventies). Wat de basisprincipes van deze kosteneffectiviteitsstudies zijn, wordt hier uitgelegd aan de hand van een praktisch voorbeeld.

Waarom een bepaald gedrag, in dit geval eetgedrag, helemaal ontspoort, is te verklaren door een complexe interactie van psychologische, sociale en biologische factoren. De aanpak van eetstoornissen zoals anorexia nervosa, boulimie of een niet-gespecificeerde eetstoornis vraagt dan ook om een multidisciplinaire aanpak. Na een theoretische introductie wordt hier aan de hand van een casus stap voor stap geïllustreerd hoe de huisarts een boulimiepatiënt het best kan opvolgen.

Hoewel een depressie bij kinderen niet vaak voorkomt, is het belangrijk deze diagnose tijdig te herkennen. Met een juiste aanpak is het immers mogelijk om een chronisch verloop van depressie op latere leeftijd te voorkomen. Een depressie bij kinderen herkennen is echter niet zo eenvoudig. De huisarts kan wel een belangrijke rol spelen in het vroegtijdig detecteren van gedragsproblemen bij het kind en het tijdig doorverwijzen voor een diagnose. Ook in de opvolging neemt de huisarts vaak een centrale rol in.

In de ontwikkeling van een aanbeveling is er een onmisbare en belangrijke fase: de toetsing door de eindgebruiker of huisarts voor validatie en publicatie. Deze toetsing, die ook internationaal gevraagd wordt, gebeurt in Vlaanderen goed voorbereid, zeker in vergelijking met andere landen. Meestal gaat het om interactieve Lok-toetsingen waarbij de aanwezige artsen nagaan of de aanbeveling ook haalbaar en toepasbaar is in de praktijk.

In de aanbeveling ‘Gebruik van medicatie bij urgenties’ (zie blz. 472) wordt voor het eerst met het GRADE-systeem gewerkt. Dit nieuwe systeem, gebaseerd op conclusies van de internationale GRADE-werkgroep, maakt het mogelijk om ook de sterkte (of zwakte) van een aanbeveling aan te duiden. In combinatie met de vroegere niveaus van bewijskracht, gebaseerd op onder meer het type studie en de kwaliteit ervan, krijgen artsen hiermee duidelijkere richtlijnen voor de praktijk.