Menu

Over de emotionele impact van euthanasie op artsen is nog weinig gekend. Dit kwalitatief onderzoek interviewde een aantal Nederlandse artsen, uit verschillende leeftijdsgroepen, over hun vaak tegenstrijdige gevoelens. Vooral oudere artsen beslisten op basis van hun ervaring terughoudender te zijn of zelfs geen euthanasie meer uit te voeren. Hun inzichten kunnen jongere artsen helpen om hun eigen noden en gevoelens beter te herkennen en duidelijker hun grenzen te stellen.

In de ontwikkeling van een aanbeveling is er een onmisbare en belangrijke fase: de toetsing door de eindgebruiker of huisarts voor validatie en publicatie. Deze toetsing, die ook internationaal gevraagd wordt, gebeurt in Vlaanderen goed voorbereid, zeker in vergelijking met andere landen. Meestal gaat het om interactieve Lok-toetsingen waarbij de aanwezige artsen nagaan of de aanbeveling ook haalbaar en toepasbaar is in de praktijk.

In de aanbeveling ‘Gebruik van medicatie bij urgenties’ (zie blz. 472) wordt voor het eerst met het GRADE-systeem gewerkt. Dit nieuwe systeem, gebaseerd op conclusies van de internationale GRADE-werkgroep, maakt het mogelijk om ook de sterkte (of zwakte) van een aanbeveling aan te duiden. In combinatie met de vroegere niveaus van bewijskracht, gebaseerd op onder meer het type studie en de kwaliteit ervan, krijgen artsen hiermee duidelijkere richtlijnen voor de praktijk.

Niemand zal eraan twijfelen dat diabetes een belangrijk domein is binnen de geneeskunde, en zeker ook voor de huisartsengeneeskunde. Er is allereerst de wereldwijd stijgende prevalentie van diabetes en daarnaast vindt de laatste jaren een belangrijke verschuiving plaats van de tweede lijn naar de eerste lijn in de zorg aan personen met diabetes.

Het Diabetesproject Aalst heeft samen met de zorgverleners uit de regio een zorgprogramma voor diabetes type 2 in de eerste lijn ontwikkeld op basis van het Chronic Care Model (zie Huisarts Nu 2008;37:76-81). In dit tweede deel wordt onderzocht welke factoren de implementatie van dit zorgprogramma bevorderd dan wel belemmerd hebben. Op basis van deze analyse kunnen duidelijke adviezen naar het beleid geformuleerd worden om de chronische zorgverlening in de eerste lijn beter te organiseren.

Aanbevelingen voor goede medische praktijk zijn richtinggevend als ondersteuning en houvast bij het nemen van diagnostische of therapeutische beslissingen in de huisartsengeneeskunde. Zij vatten voor de huisarts samen wat voor de gemiddelde patiënt wetenschappelijk gezien het beste beleid is. Daarnaast is er de agenda van de patiënt, die een gelijkwaardige partner is bij het nemen van beslissingen. Daarom verheldert de huisarts de vraag van de patiënt door een gepaste communicatie en geeft informatie over alle aspecten van de mogelijke beleidsopties. Het kan dus voorkomen dat huisarts en...

Dit onderzoek gaat na of niet-medische factoren een rol spelen bij het voorschrijven van antibiotica bij acute hoest. Zo blijkt de vraag van de patiënt naar antibiotica zoals gepercipieerd door de huisarts, het voorschrijfgedrag te beïnvloeden, zeker bij een normale longauscultatie. Aanbevelingen voor een goed gebruik van antibiotica in de huisartsenpraktijk zullen met niet-medische factoren moeten rekening houden.

In dit deelonderzoek in Antwerpse huisartsenpraktijken werd nagegaan wie de noodpil gebruikt en waarom. Noodpilgebruiksters bleken een heterogene groep te zijn wat leeftijd, opleidingsniveau en etniciteit betreft. Wel was er een duidelijke associatie tussen noodpilgebruik en een chlamydia-infectie. Het lijkt erop dat vrouwen die in het verleden onveilig vrijgedrag vertoonden, dit blijven doen en daarmee een verhoogd risico op een soa lopen. Er is dus ook nood aan een goede counseling door de huisarts over contraceptie en preventie van soa.

Het Diabetesproject Aalst is een verkenning naar de voorwaarden om de chronische zorg voor diabetes type 2 patiënten in ons land te verbeteren. Op basis van het Chronic Care Model werd een regionaal zorgprogramma uitgewerkt. Een belangrijk uitgangspunt is dat de huisartsenpraktijk een centrale rol heeft in de diabeteszorg en dat er maximaal wordt samengewerkt met de reguliere zorgverleners. Patiënten kunnen, op verwijzing van de huisarts, een educatieprogramma volgen.

In dit focusgroepenonderzoek werd nagegaan hoe huisartsen de therapietrouw bij hun patiënten met diabetes type 2 inschatten. Huisartsen bleken het vooral moeilijk te hebben met de groep van ‘niet te motiveren’ diabetes type 2-patiënten die, ondanks hun inspanningen, weinig therapietrouw bleven. Een gedeelde zorg en verantwoordelijkheid over de behandeling tussen arts en patiënt zou mogelijk ook deze groep diabetes type 2-patiënten kunnen overtuigen om hun ziekte en opvolging ernstig te nemen.