Menu

Perifeer arterieel lijden is een belangrijk huisartsgeneeskundig probleem. De huisarts kan dit met eenvoudige middelen diagnosticeren en behandelen. Met het Doppleronderzoek is het mogelijk het perifeer arterieel lijden te objectiveren en het beloop te volgen. Op basis van de anamnese kan de huisarts uitmaken welke patiënten tot stadium I en II behoren en deze kan hij/zij zelf behandelen. Patiënten in stadium III en IV zal de huisarts doorverwijzen naar de vaatchirurg. De verschillende stappen in dit diagnostisch proces worden hier aan de hand van een casus geïllustreerd.

Huisartsen hebben een snelle en betrouwbare test nodig om urineweginfecties te onderscheiden van andere oorzaken van dysurie. De leucocytenesterasetest of LE-test is hierbij vrij populair, maar is deze test ook betrouwbaar? Onderzoek hiernaar verliep tot nu toe vooral in een ziekenhuissetting waarbij in zeer gemengde populaties werd gescreend. Om na te gaan of de test ook bruikbaar is in een huisartspraktijk, deden een aantal huisartsen uit Gent hiernaar onderzoek bij 249 volwassen, niet-zwangere vrouwen met symptomen. In tegenstelling tot eerder uitgevoerde studies in ziekenhuizen kwamen ze...

Om het resistentiepatroon van (on)gecompliceerde urineweginfecties te kennen, doet de huisarts meestal een beroep op een regionaal laboratorium. Kan de huisarts op deze gegevens vertrouwen om een antibioticabehandeling in te stellen? Uit dit onderzoek bleek dat het resistentieprobleem door het regionaal laboratorium nogal overschat wordt. Huisartsen riskeren hierdoor te snel naar producten met een te breed spectrum te grijpen.

Acute keelpijn is een frequente klacht in de huisartsenpraktijk (3%).

Voor urineweginfecties bij niet-zwangere vrouwen worden acht verschillende producten voorgeschreven en varieert de therapieduur van één dag tot twaalf da­gen. Dat is de conclusie van een beperkt onderzoek bij een geselec­teerde groep huisartsen. Als de aanpak van artsen zo sterk varieert, stelt zich een kwaliteitsprobleem. Goed gecontroleerd onderzoek is daarom nodig om een "evidence based" beleid uit te bouwen, zo­wel op diagnostisch als op therapeutisch vlak.

Het bijhouden van medische dossiers, onder meer een deontologische plicht en een erkenningscriterium, is geen garantie dat de massa dossiergegevens met een zekere gretigheid verslonden en geactualiseerd worden. Met het oog op de verwerking van medische informatie wordt in deze bijdrage dieper ingegaan op een centrale rubriek uit het dossier, met name de probleemlijst. Aan de hand van een casus, het afgrenzen van de lijst met basisgegevens van de probleemlijst en een aantal praktische richtlijnen, tonen de auteurs het belang van deze lijst aan.

"Dokter, ik ben zo moe": een veelgehoorde klacht in de huisartsenpraktijk. Hoe behandelen? Afwachten, lichamelijk onderzoek of meteen labo-testen uitvoeren? Bij een duidelijke diagnose ligt de behandeling voor de hand. In 50% van de gevallen is de oorzaak echter niet zo éénduidig... Aan de hand van een casus wordt concreet nagegaan welke stappen de arts kan ondernemen.

De keuze om zich te beperken tot de afbouw van triazolam (zoals K. Segers in zijn artikel vertelt — Huisarts Nu 1993, nummer 5. blz. 194-197), is historisch wel te begrijpen, maar op dit ogenblik niet meer zo relevant.

Met interesse las ik het artikel van collega De Meyere over acute keelpijn in Huisarts nu 1993; januari (nummer 1).

Is het voorschrijven van antibiotica bij acute keelpijn aangewezen of juist niet? Een vraag waarmee elke huisarts regelmatig in zijn dagelijkse praktijk wordt geconfronteerd. Systematisch voorschrijven van antibiotica gebeurde vooral om de niet-infectieuze verwikkelingen te voorkomen. Deze verwikkelingen blijken tegenwoordig veel minder talrijk voor te komen, tot zelfs helemaal niet. Is er dan nog een andere reden voor systematische antibioticabehandeling bij acute keelpijn aanwijsbaar? En wat levert de kosten/baten-analyse bij het al dan niet gebruik van deze geneesmiddelen op?