Menu

Het in de titel genoemde artikel is het beste dat ik ooit over deze materie las. Het vertrekt vanuit het volmachtenbesluit van 31 maart 1987 waarin de regering beslissingen trof over het aantal academiejaren dat een kandidaat in de geneeskundige wetenschappen mag opgebruiken.

Op een voor een keer niet sloganeske wijze wordt een duidelijk te controleren rekensom gemaakt met cijfermateriaal dat nog niet verjaard is.

Zoals dat voor elk seminarieverslag geldt, zal het hier ook wel zo zijn dat het de deelnemers zijn die aan het verslag het meest hebben.

Wat wordt er eigenlijk bedoeld met het meer professioneel maken van de WVVH?

De belangrijkste relatie van de huisarts is die met zijn patiënt. Deze H.A.-patiëntrelatie wordt verder uitgebouwd in kontakten met de medewerkers van de huisarts, met andere deskundigen of met de intramurale sektor.

De schijnbare tegenstelling die kon bestaan tussen de akademisch gedoceerde theorie van geneeskundig handelen en de haalbaarheid daarvan in de HA-praktijk was de aanleiding tot de vorming van een werkgroep «huisartsgeneeskundig handelen» binnen het akademisch centrum voor HA-geneeskunde aan de K.U.-Leuven.

Navorming voor de Vlaamse huisarts was ooit de ontstaansreden van de W.V.V.H. en is nog steeds het credo van de vereniging.

De W.V.V.H. heeft in haar 20-jarig bestaan als voornaamste bekommernis gehad, de navorming van de H.A. zo degelijk mogelijk te maken, om zodoende de H.A. geneeskunde en de gezondheidszorg in Vlaanderen te bevorderen. Dat zij in deze taak geslaagd is zal niemand betwijfelen. Belangrijker nog lijkt ons evenwel dat zij de H.A. geneeskunde een nieuw imago gegeven heeft en dat de kringloop W. V. V. H. -navorming-verandering in de H.A. geneeskunde blijft draaien. Want dit nieuwe H.A. beeld dat ontwikkeld werd leidt tot verandering in de navorming en bijsturen van de H. A. geneeskunde.

De meest klassieke setting voor navorming van de H.A. is alom bekend. Schematisch betreft dit: een specialist wordt uitnodigd, brengt een al of niet geïllustreerd verhaal en laat nadien in min of meerdere mate het onderwerp in diskussie bevragen.

Nu de publikatie van het ministerieel besluit tot vaststelling van de kriteria voor opleiding en erkenning van huisartsen (cfr. HANU '82/10 p. 596) sinds enkele maanden achter de rug ligt, lijkt het ons zinvol hier in een editoriaal eens op terug te komen. Wat wij vooral willen nagaan is enerzijds wat de betekenis hiervan is voor de H.A. geneeskunde in Vlaanderen en anderzijds wat de betrokkenheid van de W. V. V.H. bij dit hele gebeuren is.