Menu

Spreken over seksueel overdraagbare aandoeningen ligt zowel voor de arts als de patiënt moeilijk. Beiden zullen het al snel als een inbreuk op de privacy ervaren. Om preventief te kunnen optreden, is een seksuele anamnese echter noodzakelijk. Om de patiënt het hierbij gemakkelijker te maken, moet de arts een sfeer van vertrouwen kunnen creëren. Ook een tolerante houding en een goede seksuologische basiskennis kunnen helpen.

Het groot aantal vals-negatieve en vals-positieve resultaten maakt dat cervixcytologie als methode soms in vraag wordt gesteld. Slechts zelden wordt onderzocht of dit soms het gevolg kan zijn van de kwaliteitskenmerken van het uitstrijkje zelf. Dit onderzoek toont aan dat een slechte fixatie het aantal (vals-)positieve uitstrijkjes zeer sterk doet stijgen. Anderzijds bevestigt de studie vroeger onderzoek dat de afwezigheid van endocervicale cellen de kans op vals-negatieve uitstrijkjes verhoogt.

Prostaatkanker is, met de toenemende vergrijzing van de mannelijke bevolking, een belangrijk gezondheidsprobleem geworden. Na longkanker is het de tweede doodsoorzaak door een kwaadaardige tumor bij de man (8,6% van alle overlijdens ten gevolge van kanker bij de man). Omdat het probleem steeds aan belang toeneemt, wordt naar een adequate aanpak gezocht. Zo krijgen alle mannen via de media de raad zich vanaf hun vijftigste verjaardag jaarlijks aan te bieden bij de (huis)arts voor een preventief prostaatonderzoek. Is deze systematische screening wel altijd zinvol?

Huisartsen worden regelmatig geconfronteerd met dermatologische problemen. Uit morbiditeitsregistratie in Nederland en België blijkt dat ongeveer 10 à 12% van alle consultaties in de huisartsenpraktijk betrekking heeft op de huid. Deze rubriek wil een bijdrage leveren tot permanente navorming op het vlak van de diagnostiek bij dermatologische problemen. Aan de hand van een casus zullen telkens een aantal voorde huisarts relevante dermatologische problemen worden besproken. De nadruk ligt op het herkennen van een dermatologische aandoening aan de hand van anamnestische en klinische gegevens....

"Opsporing van borstkanker in Vlaanderen" is de titel van de consensustekst die, zoals uit het vorige artikel in deze editie blijkt (“Borstkankeropsporing: veranderingen op til”, blz. 169), hier ter discussie wordt voorgelegd. De tekst schetst een algemene visie op de taak van huisarts en specialist, het niveau van organisatie van de screening, de nodige infrastructuur, zowel voor huisarts als voor de andere partners, de meest aangewezen oproep- en registratiesystemen en normen van follow-up. Goed beargumenteerde reacties zijn van harte welkom.

Welke houding dient de Vlaamse huisarts anno 1994 tegenover borstkankeropsporing aan te nemen? Zijn georganiseerde opsporingsprogramma’s op brede schaal wenselijk in Vlaanderen en Brussel? Onder welke voorwaarden kan de bevolking hier baat bij vinden? Hoe kan georganiseerde borstkankeropsporing op de lokale preventieprojecten van huisartsenkringen en gemeenten worden afgestemd? Deze vragen vormden de aanleiding tot de vorming van een uniform huisartsenstandpunt over borstkankeropsporing. Volgens welke methode een dergelijke “consensus" tot stand komt, vindt u hieronder.

In het eerste deel van dit artikel werden de ervaringen beschreven van één jaar experimentele opleiding van stagemeesters in Vlaanderen (zie blz.150). In april 1993, nog tijdens het eerste opleidingsjaar, werd een enquête georganiseerd om de zich ontwikkelende opleidingspraktijken, en de eerste effecten van de opleiding te bestuderen.

Meer en meer huisartsen-in-beroepsopleiding kiezen voor een stage in de praktijk van een huisarts-stagemeester. Om de kwaliteit hiervan te verzekeren, is ook de opleiding van de stagemeester zelf noodzakelijk. Het Interuniversitair Centrum voor Huisartsenopleiding (ICHO) startte daarom vorig jaar een experimentele opleiding waaraan stagemeesters vrijwillig konden deelnemen. Een groep van 26 huisartsen stelde zich kandidaat. In het eerste deel van dit artikel komen hun ervaringen aan bod. Daarna volgt in een tweede deel de bespreking van een enquête die tijdens de opleiding werd georganiseerd.

"Naarmate ik ouder word en langer in het vak zit, ga ik me steeds vaker afvragen waarom die patiënt eigenlijk in mijn spreekkamer zit en wat hij of zij nou eigenlijk wil. En dan kom ik dikwijls op de deprimerende gedachte dat ik een werkstuk ben in de handen van de patiënt. Dat ik gebruikt of misschien zelfs misbruikt word. Het gebeurt steeds vaker en dat vind ik deprimerend. Deprimerend en demotiverend."

"Opsporing van baarmoederhalskanker in Vlaanderen" is de titel van de consensustekst in verband met deze problematiek die zoals uit voorgaande artikels in deze editie blijkt, hier ter discussie wordt voorgelegd. De tekst schetst een algemene visie op de taak van huisarts, specialist en laboratoria, het niveau van organisatie van de screening, de nodige infrastructuur, zowel voor huisarts als voorde andere partners, de meest aangewezen oproep- en registratiesystemen en normen van follow-up. Goed beargumenteerde reacties zijn van harte welkom.