Menu

Om onderzoeksvragen te bedenken is het beter in de praktijk te staan. Interview met prof. dr. Ann Van den Bruel

Om onderzoeksvragen te bedenken is het beter in de praktijk te staan

Interview met prof. dr. Ann Van den Bruel

Als professor huisartsgeneeskunde combineert Ann Van den Bruel heel wat comités en werkgroepen met haar deeltijdse job als huisarts. Zo werkte ze de afgelopen maanden actief mee aan de New Deal voor de huisartsgeneeskunde én stond ze tegelijkertijd mee in voor het programma van de WONCA Europe Conference.

Van 7 tot en met 10 juni strijkt de 28ste WONCA Europe Conference neer in Brussel, een primeur voor ons land. Thema van de WONCA Europe Conference is ‘Making choices in primary care’. Het programma werd mee uitgewerkt door prof. dr. Ann Van den Bruel in haar functie van voorzitter van het wetenschappelijk comité. Als professor huisartsgeneeskunde aan de KU Leuven was ze covoorzitter van de New Deal reflectiegroep voor de huisartsgeneeskunde en is ze parttime actief in een huisartsenpraktijk in Antwerpen.

Waarom is het belangrijk voor de huisartsgeneeskunde in Vlaanderen dat WONCA Europe naar ons land komt? Wat betekent het voor de Vlaamse huisarts?

Ann Van den Bruel: Dat WONCA in Brussel wordt georganiseerd, betekent toch wel wat voor de Vlaamse huisartsen. Het is belangrijk voor jonge onderzoekers die in de huisartsgeneeskunde actief zijn omdat ze op WONCA kunnen laten weten waarmee ze bezig zijn. Het is niet altijd makkelijk om naar het buitenland te reizen om er aan een WONCA-conferentie deel te nemen. Dit kan een enorme boost betekenen voor onderzoek in de huisartsgeneeskunde. Dat merken we aan het grote aantal onderzoeken dat is ingestuurd. De Belgische onderzoekers zijn veel beter vertegenwoordigd dan tijdens voorgaande WONCA-conferenties.

Ik hoop ook dat het voor huisartsen die geen onderzoek doen, een moment kan zijn om eens te komen kijken en inspiratie op te doen. Tijdens WONCA ontdek je waarmee huisartsen bezig zijn in heel Europa en zelfs ver daarbuiten. Dat is erg verrijkend. WONCA in Brussel kan een belangrijke mijlpaal worden voor de Belgische huisartsen.

Traditioneel zijn de Belgische huisartsen niet sterk vertegenwoordigd op WONCA-conferenties, zeker in vergelijking met bijvoorbeeld de Nederlandse huisartsen die steeds in grote getalen afreizen naar alle uithoeken van Europa om er aan een WONCA-conferentie deel te nemen. Kan WONCA Brussel ook op dit vlak een keerpunt zijn?

Ann Van den Bruel: WONCA Brussel is zeker een manier om de drempel te verlagen. Vergelijken we ons met Nederland, dan heerst daar een andere traditie. Wij hebben aan onze universiteiten veel huisartsen die hun academische opdracht combineren met een belangrijk engagement in een huisartsenpraktijk. Doordat het academische gedeelte kleiner is, kunnen ze zich vaak moeilijker vrijmaken om naar een congres in het buitenland te gaan.

Het verklaart waarom Belgische huisartsen-onderzoekers toch wat ondervertegenwoordigd zijn tijdens WONCA-congressen. Misschien kan dat vanaf dit jaar veranderen. Door deelname aan een WONCA-congres raak je echt wel geïnspireerd. Het heeft als bijkomend voordeel dat je op drie dagen tijd zo goed als volledig geaccrediteerd bent voor dit jaar. Maar je moet het natuurlijk georganiseerd krijgen. Als huisarts je praktijk sluiten, is niet evident.

Deze WONCA-conferentie is een enorme boost voor onze onderzoekers

Thema van de WONCA-conferentie dit jaar is ‘Making choices in primary care’. Wat zijn voor u de hoogtepunten in dit programma?

Ann Van den Bruel: Ik ben zelf erg bezig met diagnostiek en kijk zeker uit naar onderwerpen die hierover aan bod komen. Er zijn bijvoorbeeld veel inzendingen over point-of-care echo in de huisartsgeneeskunde. Dat is een topic dat erg aan belang wint, maar waar nog veel onderzoek naar nodig is alvorens het kan worden gebruikt in de huisartsenpraktijk. Binnen dit en vijf jaar staat er in dit domein echter heel wat te gebeuren.

Erg boeiend zijn ook de projecten die op Europese schaal worden uitgevoerd. Samenwerking tussen verschillende groepen die wordt opgezet onder de paraplu van WONCA, levert vaak interessante resultaten op. Het is boeiend te zien hoe een project in verschillende landen loopt en welke verschillen er zijn. Dat is heel fascinerend.

Ook de sprekers maken de WONCA-conferentie natuurlijk interessant...

Ann Van den Bruel: We zijn erg verheugd met de zes keynote speakers op het programma. We hebben geprobeerd om hierin een zo gevarieerd mogelijk aanbod aan te bieden, van het opzetten van grote trials in de eerste lijn over betaalbaarheid van zorg tot het omgaan met innovatieve ontwikkelingen die vaak erg duur zijn. Hoe gaan we daar als huisartsen mee om?

We worden minder blootgesteld aan heel zeldzame aandoeningen die vaak een erg kostelijke behandeling vragen. Als huisartsen zien we wel de grote groepen mensen die misschien minder spectaculaire aandoeningen hebben, maar die als groep moeilijk toegang vinden tot zorg. Hoe gaan we met die spanning om? Het is interessant om daar als huisarts even bij stil te staan.

Over betaalbaarheid van zorg gesproken. Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke is één van de sprekers. Waar gaat zijn tussenkomst over?

Ann Van den Bruel: Wellicht gaat hij dieper in op hoe we de huisartsgeneeskunde in de toekomst vorm gaan geven. Natuurlijk is hij daar in ons land de voorbije jaren erg actief mee bezig geweest, maar het is een onderwerp dat in bijna alle Europese landen erg leeft.

Ook al hebben andere landen andere manieren van organiseren, er zijn overal uitdagingen om de toekomst van de huisartsgeneeskunde veilig te stellen. Elk land heeft zijn specifieke uitdagingen, maar het is wel een gemeenschappelijk thema. Hij zal zeker uitleggen hoe wij het in België proberen aan te pakken.

Dat is meteen een mooi bruggetje naar de New Deal voor de huisartsgeneeskunde, een plan waar u actief aan meewerkte. Wat is voor u het belang van de New Deal?

Ann Van den Bruel: De laatste details moeten nog worden beslist, waardoor het in deze fase van het proces moeilijk is om al een definitief oordeel te geven. Er is echter al een heel traject afgelegd. Ik hoop dat het uiteindelijk een manier zal worden voor huisartsen om zich te organiseren zodanig dat ze hun huisartsenvak kunnen uitoefenen op de manier die het best bij hen past. Daarom vind ik het essentieel dat het een vrijwillig model is en blijft.

Niemand wordt verplicht erin te stappen. Mensen die van zichzelf het gevoel hebben dat hun zorg beter aansluit bij een prestatiegebonden financiering, moeten daarvoor kunnen blijven kiezen. Huisartsen die in de New Deal stappen, moeten dat doen omdat ze overtuigd zijn dat het systeem beter bij hen past. We krijgen als huisarts een extra keuze om de financiering te kiezen die het best past bij onze ideale praktijkvoering.

Welke punten in de New Deal springen er voor u uit?

Ann Van den Bruel: Een erg belangrijk element is de optionele vergoeding voor een verpleegkundige die in een vast samenwerkingsverband werkt in een huisartsenpraktijk. De verpleegkundige kan samen met de huisartsen allerhande taken op zich nemen, waardoor je tot een andere zorg komt. Met name voor de opvolging van stabiele chronische patiënten kunnen verpleegkundigen de huisarts aanvullen door een meer gestructureerd systeem van opvolging op te zetten.

Dat systeem is meer protocolgebaseerd waardoor er meer kan worden gedaan in de praktijk en de huisarts zich tegelijk meer kan vrijmaken voor andere taken. Op die manier vullen we elkaar aan en wordt ook de patiënt er beter van. Door protocolgebaseerd te werken gebeurt de zorg completer, meer volgens een programma en niet naargelang de tijd en het initiatief van de patiënt.

We kunnen meer proactief te werk gaan. De verpleegkundige kan ook proactief een aantal preventieve en educatieve taken op zich nemen, zoals promotie van een gezondere levensstijl, stoppen met roken en andere taken waar we nu geen tijd voor hebben en waar ook geen financiering voor voorzien is. Dat komt de huisarts, de patiënt en de sociale zekerheid ten goede. De New Deal probeert tegemoet te komen aan vijf doelstellingen die zowel gericht zijn op de kwaliteit van de zorg als de betaalbaarheid en het welzijn van de zorgverlener. Opnieuw, dat wil niet zeggen dat de New Deal de enige manier is om deze doelstellingen te behalen.

De New Deal geeft een extra keuze in financiering

Hoe staat het met de timing van de New Deal?

Ann Van den Bruel: Momenteel is een eindrapport ingediend bij het Riziv en bij de minister. De medicomut bespreekt het nu verder. Er zijn al twee vergaderingen geweest en er volgen er nog twee. Voor de zomer moet er een conventievoorstel zijn waar praktijken kunnen op inschrijven om volgens de nieuwe financiering te gaan werken.

In het najaar worden er een 100 à 120 huisartsenpraktijken geselecteerd die vanaf januari 2024 in een proeffase stappen. Hun ervaringen worden geëvalueerd en kunnen eventueel leiden tot een bijsturing van het systeem. Wanneer we volledig starten, is nog onduidelijk.

Het is een erg technisch gegeven, dat tijd vergt bij het Riziv. Maar ook bijvoorbeeld de ziekenfondsen moeten aanpassingen doen. Ik hoop dat de eerste fase niet te lang zal duren. Stiekem hoop ik dat we binnen dit en een jaar volledig van start kunnen gaan.

Er zijn in juni syndicale artsenverkiezingen en in de lente van volgend jaar parlementsverkiezingen. Speelt dat mee in de timing? Kunnen die nog invloed hebben?

Ann Van den Bruel: Het heeft zeker een invloed gehad in de zin dat we als reflectiegroep beseften dat de termijn om met een voorstel te komen beperkt was. Je weet niet wat er in de volgende legislatuur te gebeuren staat, wie minister zal zijn. Dat heeft zeker invloed gehad.

De syndicale artsenverkiezingen hadden minder invloed. Je merkt wel dat er wat profilering is. Het is normaal voor een belangrijke topic als de New Deal dat het een rol speelt in die verkiezingen.

Ik denk wel dat het besef leeft dat we zo niet verder kunnen, dat er iets moet gebeuren en dat het vrij snel moet gebeuren. Gaat de New Deal alle problemen oplossen? Neen, zeker niet. Dat beseffen we maar al te goed en is ook nooit de bedoeling geweest. Het is wel een stuk van de puzzel. Daarom is er op vrij korte termijn een eindrapport gekomen. De sense of urgency was duidelijk aanwezig.

U was in het buitenland, meer bepaald Nederland en het Verenigd Koninkrijk, actief. Heeft dat mee uw inzichten bepaald?

Ann Van den Bruel: Ik denk dat je uit een buitenlandse ervaring sowieso zaken meeneemt. Je ziet dat er in elk systeem voor- en nadelen zijn. Van bepaalde aspecten denk je wel dat ze interessant kunnen zijn, dat ze een impact kunnen hebben op de manier waarop je huisarts bent. Dat heeft een rol gespeeld bij de onderhandelingen, maar ook bij de manier waarop ik mijn eigen praktijk probeer te organiseren en vorm wil geven.

Het heeft ook geholpen omdat ik door mijn verblijf in het buitenland een neutraal figuur was, iemand zonder bagage. Het liet me toe vanuit een zekere onafhankelijkheid te werken.

Uit mijn huisartsenwerk haal ik veel zingeving

U bent ook nog steeds actief in een huisartsenpraktijk. Is het belangrijk voor u om actief aan de slag te blijven als huisarts?

Ann Van den Bruel: Ik haal er veel zingeving uit. Ik heb gedurende twee jaar puur academisch gewerkt. Het is leuk om slechts op één job te moeten focussen, maar anderzijds heb je als huisarts meer het gevoel dat je iets kan betekenen voor de patiënt. Het is natuurlijk een leuke job. Niet alle dagen zijn misschien even spannend, maar je merkt wel meer tastbare resultaten dan bij het academische werk. Het academische werk is vaak veel abstracter. Je weet niet altijd wat ermee gebeurt, wat de impact is.

Huisartsenwerk is daarentegen heel tastbaar. Om onderzoeksvragen te blijven bedenken, is het beter in de praktijk te staan. Je weet waar je zelf tegenaan loopt, waar er problemen zijn die een oplossing vragen en het helpt collega onder de collega’s te zijn wanneer je medewerking zoekt om bepaalde studies op te zetten.

Auteur(s)

Filip Ceulemans is medisch journalist.

Trefwoorden

Hebt u een vraag of opmerking?
Laat het ons weten!

CAPTCHA
Deze vraag is om te controleren dat u een mens bent, om geautomatiseerde invoer (spam) te voorkomen.