Menu
Geavanceerd zoeken

Welke houding dient de Vlaamse huisarts anno 1994 tegenover borstkankeropsporing aan te nemen? Zijn georganiseerde opsporingsprogramma’s op brede schaal wenselijk in Vlaanderen en Brussel? Onder welke voorwaarden kan de bevolking hier baat bij vinden? Hoe kan georganiseerde borstkankeropsporing op de lokale preventieprojecten van huisartsenkringen en gemeenten worden afgestemd? Deze vragen vormden de aanleiding tot de vorming van een uniform huisartsenstandpunt over borstkankeropsporing. Volgens welke methode een dergelijke “consensus" tot stand komt, vindt u hieronder.

In het eerste deel van dit artikel werden de ervaringen beschreven van één jaar experimentele opleiding van stagemeesters in Vlaanderen (zie blz.150). In april 1993, nog tijdens het eerste opleidingsjaar, werd een enquête georganiseerd om de zich ontwikkelende opleidingspraktijken, en de eerste effecten van de opleiding te bestuderen.

Meer en meer huisartsen-in-beroepsopleiding kiezen voor een stage in de praktijk van een huisarts-stagemeester. Om de kwaliteit hiervan te verzekeren, is ook de opleiding van de stagemeester zelf noodzakelijk. Het Interuniversitair Centrum voor Huisartsenopleiding (ICHO) startte daarom vorig jaar een experimentele opleiding waaraan stagemeesters vrijwillig konden deelnemen. Een groep van 26 huisartsen stelde zich kandidaat. In het eerste deel van dit artikel komen hun ervaringen aan bod. Daarna volgt in een tweede deel de bespreking van een enquête die tijdens de opleiding werd georganiseerd.

"Naarmate ik ouder word en langer in het vak zit, ga ik me steeds vaker afvragen waarom die patiënt eigenlijk in mijn spreekkamer zit en wat hij of zij nou eigenlijk wil. En dan kom ik dikwijls op de deprimerende gedachte dat ik een werkstuk ben in de handen van de patiënt. Dat ik gebruikt of misschien zelfs misbruikt word. Het gebeurt steeds vaker en dat vind ik deprimerend. Deprimerend en demotiverend."