Menu
Geavanceerd zoeken

Sinds 1977 is het slaapmiddel Halcion® verkrijgbaar op de Belgische markt. Eind 1991 leidde het Engelse "Halcion®-schandaal" ertoe dat het van de markt werd genomen. Een aantal artsen besloot daarom het gebruik van Halcion® bij hun patiënten af te bouwen. Dit lukte grotendeels, maar de meerderheid van de patiënten schakelde wel op een ander slaapmiddel over. Uitgebreider onderzoek zal moeten uitwijzen hoe patiënten bij de verdere afbouw kunnen worden geholpen. Dat er alleszins mogelijkheden zijn, toont onderstaande studie.

In de maart-editie van Huisarts Nu (jaargang 93, nummer 3) verscheen het eerste deel over de zin en onzin van screeningsinterventies. Daaruit bleek dat de screening vaak weinig effectief verloopt. In dit tweede deel worden vijf preventieve interventies besproken die wel nuttig kunnen zijn, mits ze planmatig worden aangepakt. Daarnaast plaatst de auteur nog enkele vraagtekens bij actuele screeningstesten zoals de bepaling van het cholesterolgehalte, de screening op het colon- en het prostaatcarcinoom en de screening in het kader van preventie van osteoporose.

Bij geweldpleging is er altijd een slachtoffer en altijd een dader. Het slachtoffer wordt in het beste geval geholpen, maar wat gebeurt er met de dader? Wordt hij ook geholpen of alleen gestraft? Onderstaand artikel houdt een pleidooi voor een betere hulpverlening aan daders. Omdat bij seksueel geweld de daders vooral mannen zijn, beperkt dit artikel zich dan ook uitsluitend tot hen.

Voor de hulpverlening aan jeugdige slachtoffers van geweld kan je momenteel bij de “bijzondere jeugdbijstand'” terecht. Zij biedt een hele waaier van hulpverleningsvormen die op een specifieke situatie kunnen worden geënt. De verlaging van de meerderjarigheidsgrens vergemakkelijkt de hulpverlening aan 18- tot 21-jarigen niet. Deze wettelijke verlaging correspondeert immers niet met de nog feitelijke afhankelijkheidspositie van deze personen. Het circuit van de hulpverlening aan volwassenen waarin zij terecht komen, is voor deze specifieke situaties alsnog onvoldoende uitgerust.

De huisarts is dikwijls de vertrouwenspersoon van een heel gezin. Hij heeft de kinderen nog weten geboren worden, hun kinderziektes nog gekend ... Indien hij echter “verdachte” symptomen begint op te merken bij de kinderen, gaat het dan om mishandeling of niet? Moet hij het openbaar maken of niet? Wat als hij zich vergist? Met al deze vragen staat de huisarts meestal alleen. Bijgaand artikel laat zien hoe dit isolement kan worden doorbroken, zonder het vertrouwen van het gezin te schaden. De bedenkingen in dit artikel zijn gegroeid uit ervaringen van een vertrouwenscentrum in Hasselt.

Vorig artikel vermeldde reeds dat de aangifte van geweld overwogen moet gebeuren. Het medisch corps kan momenteel dankzij ondermeer het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en Gelijke Kansen-beleid (Smet) en de Provinciale coördinatoren inzake fysiek en seksueel geweld over specifiek hiervoor samengestelde attesten beschikken. Zij vergemakkelijken niet alleen de aangifte, maar ook het gevolg dat eraan gegeven wordt. Doorverwijzen of klacht neerleggen blijft echter een wel te overwegen beslissing.

Vrouwen die het slachtoffer werden van geweld, hebben nood aan deskundig advies. Als huisarts kan je hen wel medische en psychologische hulp bieden, maar dikwijls komen er ook vragen over de mogelijkheden om de dader gerechtelijk te vervolgen. Om de patiënten hierop een beter antwoord te geven, volgt er een overzicht van de juridische stappen die ze na de geweldpleging kunnen ondernemen. Als arts ben je dikwijls verantwoordelijk voor het medisch bewijsmateriaal van de geweldpleging. Om dit medisch onderzoek nauwkeuriger uit te voeren, werd de "Set Seksuele Agressie" ontworpen. Wat dit juist...

Geweldervaringen opsporen verloopt niet van een leien dakje. Zo zijn de weerstand van de betrokkenen om over hun ervaringen te spreken en de moeilijkheid om vage signalen te herkennen, enkele hinderpalen. Nochtans blijken geweldervaringen effectief met een daling van de kwaliteit van het leven gepaard te gaan. Deze daling wordt niet alleen door de slachtoffers subjectief waargenomen. Cijfergegevens tonen dit aan. Dit artikel reikt aan de huisarts hulpmiddelen bij de opsporing van geweld aan.

Hoe vaak trek je als huisarts je werkbrauwen op bij een tegenstrijdige of verwarde uitleg over verwondingen bij een kind? Het stellen van de diagnose van kindermishandeling is dikwijls een langdurig proces, dat met multidisciplinair overleg gepaard gaat. Uit cijfergegevens van het Vertrouwensartscentrum Brussel blijkt dat huisartsen slechts zijdelings bij de meldingen aan dit centrum betrokken zijn. In hoeverre zijn ze van de specifieke risicofactoren op de hoogte en hoe springen ze volgens de ervaring van dit centrum hiermee om.

Oproepen uit vluchthuizen leiden vaak tot gevoelens van onmacht en frustratie bij de betrokken huisarts. Door de crisissituatie van het ogenblik en de onbekende voorgeschiedenis van de patiënt kan hij zijn huisartsengeneeskundige kennis en kunde niet ten volle aanwenden. Factoren zoals “crowding”, automedicatie en beperkte diagnostische mogelijkheden verhinderen vaak een gepaste hulpverlening. Nochtans hebben de bewoners van vluchthuizen groot vertrouwen in de deskundigheid van de huisarts, niet in het minst door zijn lage drempel-functie. Een viertal casussen schetsen deze moeilijke, maar...