Menu

Een onderzoek van tien jaar geleden werd onlangs, in 1994, herhaald om nieuwe inzichten te krijgen in het consulatiegedrag van Marokkaanse en Belgische patiënten. Een groepspraktijk te Borgerhout leende hiervoor opnieuw zijn huisartsen uit. Veel verschillen met 1984 werden niet gevonden. Wel blijken zelfmedicatie en de vraag naar secundaire preventie bij de Belgische patiënten hun ziekte gedrag meer op dat van de Belgen afgestemd: vooral jonge Marokkaanse vrouwen lijken hun weg naar de medische diensten te hebben gevonden. De gebrekkige talenkennis bij de Marokkaanse patiënten blijft evenwel...

Dermatologische problemen komen frequent voor in de huisartsenpraktijk: zo'n 10 à 12% van de consultaties heeft hierop betrekking. Om bij te dragen tot een permanente navorming op dit vlak, werd deze rubriek rond de diagnostiek van huidproblemen opgestart. "Een sterk jeukende uitslag op de romp" is intussen de negende dermatologische vraagstelling in de reeks.

Vorige maand kwam osteoporose en vooral de preventie ervan reeds uitgebreid aan bod in het themanummer rond menopauze. Deze maand wordt dieper ingegaan op de botdensitometrie als techniek om de botmassa te evalueren. Aan de hand hiervan kan een vermoedelijke diagnose van osteoporose worden bevestigd, kunnen vrouwen met een verhoogd risico geïdentificeerd worden en is het mogelijk secundaire vormen van osteoporose (bijvoorbeeld bij een langdurige corticotherapie) te evalueren. Opdat de techniek optimaal wordt benut, is een eenmalige botdensitometrie in de perimenopauze het meest aangewezen...

In hoeverre komt de huisarts in aanraking met de problematiek van CO-vergiftiging? Dat was het uitgangspunt van een enquête die aan een honderdtal huisartsen werd voorgelegd. Hoe komen ze tot een dia­gnose, welke criteria gebruiken ze, lenen ze tijdens het huisbezoek op risi­cofactoren (gasboilers, kolenkachels, .. .), zijn ze voldoende geïnformeerd, enzovoort? Vermits de huisarts veelal de omgevingsfactoren en omstandig­heden van zijn patiënten kent, is hij goed geplaatst om de chronische vorm van co-intoxicatie op te sporen. De vage en aspecifieke symptomen maken het er echter niet...

De medische wereld is erin geslaagd om de levenskwaliteit van vrouwen in de menopauze aanzienlijk te verbeteren. Dat heeft geleid tot een sterke medicalisering van de problemen waarmee vrou­wen in de middenleeftijd worden geconfronteerd. Van de huisarts verwach­ten deze vrouwen niet alleen een aangepaste medische behandeling, maar ook nauwkeurige informatie over de mogelijkheden van zelfzorg.

Wanneer moet hormonale substitutie worden toegepast? Dit vraagt een zorgvuldig afwegen van alle voor- en nadelen per patiënt. Bestaat er een cardiovasculair risico? Hoe groot is de kans op osteoporose? Zijn er contra-indicaties om met de therapie te starten? Welk hormoon, in welke vorm en in welke dosis kan aan welke specifieke vrouw worden gegeven? Verschillende casussen illustreren hoe de arts hier te werk kan gaan.

Botdensitometrie is een diagnostische techniek die de botdichtheid meet. Als diagnostische test is hij minder waardevol op het ogenblik dat zich fracturen voordoen ten gevolge van gedaalde botdichtheid; klassieke opnames in functie van de behandeling zijn op dat ogenblik be­langrijker. Kan botdensitometrie een risicomaat zijn voor toekomstige frac­turen? Een gedaalde botdichtheid zou dan overeenkomen met een ver­hoogd risico op fracturen, zoals hypertensie een verhoogd risico voor een cerebrovasculair accident betekent of een verhoogde cholesterol voor een coronaire hartziekte.

Opvliegers en overmatig transpireren tijdens de overgang is voor veel vrouwen doorslaggevend om een hormoonbehandeling te starten. Weinigen houden de behandeling echter langere tijd vol. Wat doet hen stoppen? Bezorgdheid om kanker; bijwerkingen, gewichtstoename, .. ? Of spelen veeleer sociaal-demografische factoren hierin een rol? Staan vrou­wen in de overgang wel voldoende stil bij de preventieve aspecten op lan­gere termijn van een hormoonbehandeling? Om na te gaan welke facto­ren uiteindelijk bepalend zijn om een hormoontherapie te continueren, werd een vragenlijst aan een groep Vlaamse en...

Heeft hormonale substitutietherapie invloed op de incidentie van borstkanker? Op deze vraag is tot nu toe geen eenduidig antwoord gekomen. Meestal wordt een behandeling met oestrogenen bij postmenopauzale vrouwen met borstkanker in de voorgeschiedenis afgeraden, maar ook dit blijkt niet meer in alle omstandigheden op te gaan. Een literaire zoektocht naar de rol van de exogene oestrogenen en progestagenen werpt wellicht nieuw licht op deze - vaak controversiële - materie.

Kan hormonale substitutie protectie bieden tegen cardiovasculaire aandoeningen? En zo ja, welk mechanisme ligt hieraan dan ten grondslag? De meest gehoorde hypothese in dit verband is dat oestrogeensubstitutie tot een verbetering van de plasma lipiden zou leiden. Deze lipiden wijzigingen zijn echter slechts intermediaire eindpunten en kunnen de invloed van hormonale substitutie op het cardiovasculair risico niet voorspellen. Verschillende studies tonen wel een risico reductie aan bij oestrogeengebruiksters, maar deze resultaten zijn meestal via observatie bekomen. Bovendien hebben ze vooral...