Menu

Dermatologische problemen komen frequent voor in de huisartsenpraktijk: zo’n 10 à 12% van de consultaties heeft hierop betrekking. Om bij te dragen tot een permanente navorming op dit vlak, werd deze rubriek rond de diagnostiek van huidproblemen opgestart. “Een rode plek op het onderbeen” is intussen de achtste dermatologische vraagstelling in de reeks.

Bij niet-zwangere en niet-menopauzale vrouwen is de dipstick een accurate methode om lage urineweginfecties vast te stellen. Bij een positief resultaat, dit wil zeggen wanneer leucocytesterose en nitriet of één van beiden positief zijn, is de diagnostische zekerheid zeer groot. Bij een negatief resultaat wordt een dipslide of kweek met kwantitatieve telling ("low count") aangeraden. De dipstick is minder geschikt om bacteriurie bij zwangere, asymptomatische vrouwen te voorspellen. Hier is urinekweek met kwantitatieve telling (“high count”) nog steeds het aangewezen meetinstrument. Heeft het...

De keuze van een geschikt inhalatiesysteem voor een patiënt met obstructief longlijden is niet altijd eenvoudig. De klinische situatie en een aantal patiëntgebonden factoren spelen een rol. Aanleren en controleren van de inhalatietechniek is een essentieel onderdeel van het voorschrift. Dit artikel geeft een overzicht van de bestaande inhalatiesystemen en formuleert voorstellen voorde keuze van systeem bij specifieke patiëntengroepen.

Aan alles komt een eind, zo ook aan de rubriek "Dermatologische vraagstellingen". De reeks wordt afgesloten met een heuse toets. Uit de voorbije reeks werd een foto gekozen, hieraan een ziektegeschiedenis gekoppeld en dit als diagnostisch probleem voorgelegd. De oplossin­gen zijn in Het volgende nummer terug te vinden. Collega's die snel reage­ren, kunnen misschien nog enkele accrediteringspunten samen sprokkelen. In elk geval wordt gezocht naar een systeem om het lezen van vaklitera­tuur vanuit het accrediteringssysteem te laten waarderen.

Hoe schrijven artsen diëten voor? Dat was het uitgangspunt van een onderzoek bij zowel huisartsen, internisten als universitair gebonden specialisten. Aan de hand van een vragenlijst, "papieren patiënten" en een analyse van verwijsbrieven naar diëtisten kon het doel, de frequentie en de wijze van voorschrijven worden nagegaan. Hieruit bleek dat de informatie naar diëtisten vaak erg gering is. Zo moeten ze dikwijls zelf uitzoeken welk type diabetes de arts bedoelt bij het voorschrijven van een diabetes-dieet.

Algemeen wordt aangenomen dat de vertrouwelijke band tussen huisarts en patiënt de bloeddrukmeting gunstig beïnvloedt. Bij patiënten met geïsoleerde systolische hypertensie (ISH) lijkt deze stelling niet op te gaan: volgens een onderzoek in een huisartsenpraktijk ligt hun conventionele systolische bloeddruk gemiddeld 30 mmHG hoger dan de corresponderende ambulante meting. Hoe kan dit grote verschil tussen beide meettechnieken worden verklaard? Ligt het zogenaamde "witte-jas-effect" mee aan de basis? Alleszins is meer onderzoek nodig, zodat de huisarts weet wat hij meet en hoe hij verder moet...

Autisme is een vrij goed gekende stoornis. Dit geldt in veel mindere mate voor de "aan autisme verwante contactstoornis" die nochtans twee- tot driemaal meer voorkomt. In dit artikel wordt aan de hand van twee casussen het klinisch beeld geschetst, zoals de huisarts ermee ge­confronteerd kan worden. De gedragsmoeilijkheden en specifieke opvoe­dingsproblemen van kinderen met een "aan autisme verwante contact­stoornis" kunnen zo ernstig zijn dat een vroegtijdige herkenning, door­verwijzing naar een kinderpsychiater en gerichte begeleiding van kind en gezin zijn aangewezen.

Dermatologische problemen komen frequent voor in de huisartsenpraktijk: zo'n 10 à 12% van de consultaties heeft hierop betrekking. Om bij te dragen tot een permanente navorming op dit vlak, werd deze rubriek rond de diagnostiek van huidproblemen opgestart. "Blaren" is intussen de vijftiende dermatologische vraagstelling in de reeks.

Met de ontdekking van resistentie aan geactiveerd proteïne C (RAPC) kan tot 50% van de onopgeloste diepe veneuze trombosen worden verklaard. Deze ontdekking heeft een belangrijke klinische implicatie hij het al dan niet voorschrijven van contraceptieve medicatie. Het trombose-risico bij patiënten met een familiale anamnese van stol­lingsstoornissen kan beter geobjectiveerd worden.

Op een probleemgeoriënteerd aanvraagformulier voor laboratoriumtesten worden voor courante diagnostische problemen de wetenschappelijk meest adequate testen vermeld met de volgorde waarin ze het best worden uitgevoerd. Op die manier wordt een meer ra­tioneel, medisch-besliskundig onderbouwd en stapsgewijs gebruik van la­boratoriumtesten beoogd. Een dergelijk formulier vestigt de aandacht van de aanvrager op (het gebrek aan) de wetenschappelijke fundering van het gebruik van bepaalde testen en doorbreekt het routinegewijs aanvragen van vaste combinaties.