Menu

Er is weinig bekend over het effect van richtlijnen op klinische uitkomsten, over de mate waarin praktijken ze aanhangen en over hun kosten en baten. Wat we wel weten is dat de publicatie van een richtlijn op zich de praktijkvoering van artsen amper beïnvloedt. Het volstaat inderdaad niet om alleen de richtlijn te lezen, artsen moeten ze ook nog integreren in de eigen praktijk. Dit onderzoek ging na hoe huisartsenpraktijken met richtlijnen omgaan. Praktijken die erin slagen om ze te implementeren, blijken doorgaans een efficiënte interne praktijkorganisatie te kunnen voorleggen.

De algemene perceptie is dat mensen vooral in een ziekenhuis sterven. Uit de registratiegegevens over sterfte in twee Vlaamse huisartsenpraktijken blijkt nochtans dat de helft thuis of in een thuisvervangend milieu overlijdt. Naast het louter statistische karakter van dergelijke gegevens, laten ze artsen overigens toe te reflecteren over het eigen functioneren. Zo kunnen bijvoorbeeld hoge suïcidecijfers in de praktijk een arts aansporen om voor deze problematiek extra aandacht te hebben.

In een recente nationale enquête via de LOK-groepverantwoordelijken in het najaar van 2003, waarop ongeveer 70 % van de huisartsen antwoordde, bleek dat de LOK-werking als het meest positieve onderdeel van de hele accreditering wordt ervaren. En dit is ook terecht.

Eens een interventieprogramma klaar is, willen we ook weten of ze de beoogde doelstellingen bereikt. Nochtans blijkt het vaak moeilijk om de resultaten van een evaluatie terug te koppelen naar de interventie, omdat de evaluatie zelf niet doordacht is opgezet. De afdeling Onderzoek van de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen richtte een werkgroep op, met vertegenwoordigers van de afdelingen Kwaliteitsbevordering en Preventie, om de moeilijke materie van programma-evaluatie in een meer begrijpbaar en toepasbaar protocol te gieten.

Ziekenhuizen en specialisten in een privé-praktijk bieden patiënten laagdrempelige hulp. Als gevolg daarvan krijgen zij dikwijls te maken met eenvoudige urgenties die een huisarts evengoed kan behandelen. In de regio Turnhout gebeurde in 1999 een kleinschalig beschrijvend onderzoek naar de rol van de spoeddiensten in de regionale ziekenhuizen. Er werden 247 patiëntverslagen geregistreerd. Samengevat meenden de huisartsen dat zij in 61% van de gevallen zelf op een adequate manier hadden kunnen interveniëren. Waarom gaan patiënten zonder voorafgaand contact met een huisarts rechtstreeks naar een...

Het EUROPEP-instrument is een gestandaardiseerd instrument, ontwikkeld in een internationale context, waarmee patiënten huisartsgeneeskundige zorg kunnen evalueren. In deze bijdrage wordt onderzocht in welke mate de items uit het EUROPEP-instrument relevant zijn voor patiënten in Vlaanderen, hoe patiënten huisartsgeneeskundige zorg beoordelen en wat de samenhang is tussen kenmerken van de patiënt en de evaluatie die patiënten van de huisartsgeneeskundige zorg maken.

De opinie van de patiënt wordt steeds meer erkend om de kwaliteit van de zorg te beoordelen. Deze beoordeling kan kwaliteitsproblemen aan het licht brengen en suggesties verschaffen voor kwaliteitsverbetering. De (on)tevredenheid van de patiënt is echter niet zo eenvoudig te meten. In de eerste plaats is het concept 'tevredenheid'; vaag omschreven, wat moeilijkheden kan geven bij de interpretatie van de gegevens achteraf. Daarnaast moet een bruikbaar instrument worden gevonden om de (on)tevredenheid te meten en de resultaten achteraf in de praktijk om te zetten.

Deze aanbeveling behandelt acute levensbedreigende en niet-levensbedreigende urgenties waarvoor onmiddellijke farmacologische therapie noodzakelijk is. Deze tekst is dus geen exhaustieve opsomming van urgenties in de huisartsgeneeskunde, maar is geschreven vanuit die pathologie waarvoor onmiddellijke farmacotherapeutische hulp noodzakelijk is.

Een jaarlijks praktijkrapport lijkt een veelbelovend kwaliteitsinstrument voor praktijkmanagement. Het doet gemotiveerder en doelmatiger werken en geeft richtlijnen voor de toekomst. Maar hoe aan zo'n praktijkrapport beginnen? Dit artikel reikt een structuur aan, waarvan de haalbaarheid in de praktijk werd getoetst. Hoe de huisarts deze structuur inhoudelijk kan invullen, moet hij/zij zelf bepalen. Een praktijkrapport is immers pas relevant op maat van een bestaande praktijkvoering en niet als het door externen wordt opgelegd.

Tegenwoordig kunnen diabetespatiënten binnen de intramurale sector vrij gebruikmaken van specifieke diensten diabetologie. Om tot goede afspraken met deze dienst in de regio te komen richtte de Huisartsenvereniging Turnhout een werkgroep op. Eerst werden problemen of knelpunten vastgesteld, daarna kwamen huisartsen en internisten van de regio tot een samenwerkingsprotocol. Hieruit vloeiden drie actiepunten: het opstellen van een diabetesverwijskaart, de organisatie van ex cathedra-navorming en ook de organisatie van navorming in kleine groepen.